Als FNV-bestuurder heb ik heel wat politici van dichtbij kunnen “bewonderen”. Zo mocht ik maar liefst vijf achtereenvolgende ministers van sociale zaken meemaken. Wat mij intrigeerde, was het verschil tussen de publieke figuur en de werkelijke persoon die daar achter schuilgaat. Het is een oud verschijnsel, waarover Maarten Luther al klaagde: “mijn publieke figuur is mij volledig onbekend”. En dat in een tijd waarin sociale media nog niet bestonden.
Ik ben ook zelf als FNV-voorzitter onderwerp van een dergelijke beeldvorming geweest. Ik kwam vaak mensen tegen die mij alleen kenden uit de media en die verrast waren over het feit dat ik veel aardiger bleek dan ze gedacht hadden. Ze zagen mij in de media ruzie maken met werkgevers en ministers, terwijl ik veel vriendelijker leek als ze mij ‘’in het wild” tegenkwamen. Nu is mij mijn publieke figuur wel degelijk bekend en alleszins te begrijpen: als je vooral in het nieuws komt bij conflicten en dan een strijdbare quote moet afleveren (“ meneer de Waal u heeft 30 seconden om uw bezwaren tegen het basisinkomen toe te lichten”) is het moeilijk evenwichtig, begripvol, en genuanceerd over te komen
Weerhouden van sappige anekdotes
Nu was ik van plan in deze column even flink uit te pakken over politici met een heel mooi imago, maar die toch waardeloze bestuurders waren… Maar ik ben door mijn dierbaren daarvan weerhouden: “doe toch niet zo rot tegen de mensen”. Zo worden u een aantal sappige anekdotes onthouden. Daarom maar één voorbeeld, dat vandaag nog wel relevantie heeft.
Het gaat over iemand die heel goed wist hoe je jezelf moest “marketen” : Hans van Mierlo. Iemand die vooral van uiterlijkheden een imago wist op te bouwen. Te beginnen met het verkiezingsfilmpje waarop hij filosoferend over de grachten loopt.
Ik was wel benieuwd wat deze promotor van kroonjuwelen als de “gekozen burgemeester” en het “referendum” (waarvan hij niets wist te realiseren) voor inhoudelijke opvattingen had. Ik heb hem uitgenodigd – ik was toen voorzitter van de FNV Dienstenbond – voor een open discussie met onze bestuurders. Het werd een volledige deceptie. Hij had helemaal geen opvatting over de rol van de vakbeweging, of breder het maatschappelijk middenveld. Hij gaf eerlijk toe er nooit over nagedacht te hebben. Hij had ook niets voorbereid en beloofde er op terug te komen. Nooit meer iets van hem gehoord.
Lege agenda
Een paar jaar laten ontmoette ik hem weer toen hij als minister van Buitenlandse Zaken te gast was bij de commissie Internationale aangelegenheden van de SER. Zoals gebruikelijk had het voortreffelijke secretariaat de verschillende onderwerpen goed voorbereid met een geannoteerde agenda en vragen voor de minister. Het werd een treurige middag. Van Mierlo kwam te laat, en ging te vroeg weer weg. In de tussentijd bleek hij zijn stukken niet gelezen te hebben en deed hij geen enkele moeite de vragen te beantwoorden.
Toen hij de zaal verlaten had zag SER-voorzitter Theo Quené, een heel precieze, sjieke wat ambtelijke en voorzichtige man, die ik nooit op een onvertogen woord heb kunnen betrappen, dat Van Mierlo zijn agenda had laten liggen. Quené pakte de agenda, bladerde er in , en zei toen: “daar staat ook al niets in”.
Het verhaal is relevant omdat D66, in navolging van haar grote leider, ook geen enkele opvatting over het maatschappelijk middenveld – vakbonden, werkgeversorganisaties en grote maatschappelijke organisatie – heeft. Zij zijn voor een directe verbinding tussen kiezer en gekozene en dan lopen die vakbonden maar in de weg.
De meest rabiate neoliberale minister was Hans Wijers. Hij zette een doorgeschoten deregulering op touw en wilde eigenlijk niet alleen regels weg hebben, maar ook de vakbonden een kopje kleiner maken. Hun invloed vond hij maar hinderlijk. Gelukkig waren er in dat kabinet ook tegenkrachten zoals Ad Melkert, Jan Pronk en Wim Kok, die vonden dat de vakbond een belangrijk onderdeel is van de democratie.
Lodewijk de Waal
Oud- FNV- en oud-VHV-voorzitter
Januari 2025
De eerste column van Lodewijk de Waal gaat over zijn kennismaking met LPF-politici