Tijdbalk Nederlandse vakbeweging
1920-1940: tussen twee wereldoorlogen
1927: wet op de collectieve arbeidsovereenkomst (cao)
Deze wet bepaalt dat arbeidsvoorwaarden die via een cao zijn afgesproken bindend zijn voor de bij zo’n overeenkomst betrokken werkgevers- en werknemers. De in 1937 tot stand gekomen wet AVV breidt de geldigheid nog verder uit tot niet-georganiseerde werkgevers in een sector. De cao krijgt hiermee een wettelijke basis, naleving kan via de rechter worden afgedwongen en niet-naleving kan worden bestraft.
1929: Beurskrach op Wall Street
De ineenstorting van de effectenbeurs in Amerika luidt een langdurige periode van economische neergang in. Ook Nederland lijdt daaronder. De enorme werkloosheid maakt werknemers bijzonder kwetsbaar en leidt ertoe dat arbeiders bang zijn om te protesteren.
1935 – Plan van de Arbeid
SDAP en NVV ontwikkelden onder invloed van de Britse econoom J.M. Keynes een sociaal economisch plan om de massa werkloosheid van de dertiger jaren te bestrijden. Het Nederlandse Plan van de Arbeid stelde twee elementen op de voorgrond: de bestaanszekerheid voor het volk en behoeftevoorziening als richtlijn voor de productie. In de inleiding werd gesteld dat het geen socialisme zou brengen. Belangrijke onderdelen van het plan kregen na de Tweede Wereldoorlog hun uitwerking in de planning en ordening van de Nederlandse samenleving onder de kabinetten-Drees (PvdA).
1937: Wet op de Algemeen Verbindend Verklaring van cao’s (Wet AVV)
In 1937 komt de wet tot stand op het verbindend en het onverbindend verklaren van de CAO’s. Voluit: de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomstenwet. Die wet biedt de minister de gelegenheid om CAO’s voor een hele sector bindend te verklaren. Voordeel voor de vakbeweging: cao’s gelden ook voor niet-georganiseerde werkgevers in zo’n sector, wat concurrentie op arbeidsvoorwaarden tegengaat en ontduiking van cao-afspraken onwettig.
