Van Bedrijfskern naar OR
Op 2 mei 1950 loodst minister-president Willem Drees de Wet op de Ondernemingsraden door het parlement, en op 6 juni 1950 wordt de WOR van kracht. Twee historische dagen in de geschiedenis van de medezeggenschap in Nederland. De ideologen van de diverse stromingen in de vakbeweging hadden al sinds de Eerste Wereldoorlog interessante rapporten over nut en noodzaak van medezeggenschap geschreven. Vanaf 1945 buigen politici, werkgevers, vakbondsbestuurders en wetenschappers zich in allerlei commissies over de status van de komende OR. De ondernemingsraad moet passen in de naoorlogse geordende arbeidsverhoudingen gericht op de wederopbouw en de industrialisatie van ons land. De bestaande vooral op voorzichtige belangenbehartiging gerichte kernen moeten na verloop van tijd worden opgeheven. Zo’n kern kwam tot stand op initiatief van de directeur of door een bepaling in de cao. De ondernemingsraad kreeg tot taak “naar vermogen bij te dragen tot een zo goed mogelijk functioneren van de onderneming”. Ondernemingsraden werden verplicht gesteld voor ondernemingen met 25 of meer kiesgerechtigde werknemers. De vakbonden aangesloten bij het NVV, de KAB en het CNV mochten als eerste de kandidatenlijsten indienen voor de OR-verkiezingen. Dit om te voorkomen dat de directeur zijn vriendjes in de OR zou zetten en om het bredere maatschappelijke belang te benadrukken. De directeur kreeg conform de WOR toch al een sleutelpositie omdat hij qualitate qua voorzitter van de OR was. Het paste in de harmonieuze bedrijfsfilosofie waarbij de onderneming als een gezin werd gezien met de directeur als hoofd. Vader hoort de kinderen aan, de bestuurder luistert naar de leden van de OR, waardevol als klankbord van het personeel. Het getuigde van lef, het gaf een zekere status om als gewone arbeider met de directeur aan tafel te zitten, maar de gezagsverhoudingen in die tijd waren zo dat je heel wat moest overwinnen om hem te durven tegenspreken. Soms was er wel zo’n dwarsligger. Arnold Verkade van de bekende biscuit- en chocoladefabriek, werd tijdens een rumoerige vergadering in de zomer van 1948 door kernlid de heer Vrolijk aangewreven dat hij een kapitalist was. Verkade werd daar zo boos over dat hij vervolgens de al sinds 1916 bestaande kern ophief.
De kandidaatstelling van niet of anders georganiseerde werknemers voor de Ondernemingsraad moest door de bedrijfscommissie en de minister worden goedgekeurd. Bij de extra drempel voor kandidaatstelling door eenlingen kan men zich nog wel iets voorstellen, want wie of wat vertegenwoordigen zij nou precies? Het was vooral een doorzichtige poging om de met name in de Zaanstreek, Amsterdam en Oost-Groningen sterke communistische Eenheidsvakcentrale (EVC) buiten de deur te houden. Bij het streven naar arbeidsvrede paste geen stakingen.
Democratisering arbeidsverhoudingen
We zijn in 2010 zestig jaar verder. De ondernemingsraad bestaat nog steeds. Er is wel wat veranderd. In 1971 werd de werkingssfeer van de ondernemingsraad uitgebreid tot de non-profitsector en zijn doelstelling verbreed tot het goed functioneren van de onderneming in al haar doelstellingen. In de jaren zeventig van de vorige eeuw klinkt alom de roep om democratisering van de samenleving. Wetenschappers en vakbondsbestuurders bestuderen het arbeiderszelfbestuur in Joegoslavië. Aangezwengeld door afgestudeerde personeelsfunctionarissen van de sociale academie wordt in bedrijven geëxperimenteerd met allerlei vormen van inspraak, het vakbondswerk in bedrijven krijgt vleugels. Ideeën in de politiek over een personeelsraad krijgen aan het eind van het decennium vorm in een wetswijziging die leidt tot de verzelfstandiging van de ondernemingsraad. In 1979 verdwijnt de directeur uit de ondernemingsraad en krijgt de OR uitgebreide advies- en instemmingsrechten op respectievelijk bedrijfseconomisch/financieel en sociaal vlak. De raad kan zelfs zijn bestuurder voor de rechter dagen. Daarvoor kon de voorzitter van de OR natuurlijk moeilijk tegen zichzelf als directeur in beroep gaan. Er is sindsdien een uitgebreide jurisprudentie medezeggenschaprecht opgebouwd. Kantonrechters in den lande en de Ondernemingskamer in Amsterdam buigen zich regelmatig over door OR-en voorgelegde zaken.
Vermaatschappelijking onderneming
We zien dat ondernemingsraden in het laatste decennium van de twintigste eeuw veel initiatieven nemen die technologische innovatie, automatiseringstrajecten, zorgvuldiger moeten laten lopen. Ze vestigen eveneens de aandacht op het belang van investeren in het milieu, schoner produceren, energiebesparing, de samenhang tussen arbeidsomstandigheden en milieu. Samenhangend met automatisering hameren de mensen uit de medezeggenschap op het zorgvuldig omgaan met gegevensstromen, de koppeling van data, het recht op privacy van werknemers. We herkennen die praktijkervaring in artikelen over technologische investeringen, milieu en privacy in de WOR van 1998. Van wat meer recente datum, de economische crisis vergezellend is het spreekrecht van een OR op aandeelhoudersvergaderingen. Tijdens het kabinet-Balkenende III probeerde minister A.J. de Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de WOR op te heffen. Hij kwam met een wetsontwerp Wet Medezeggenschap Werknemers (WMW), passend in de liberaliseringsgolf. Het was een onaanvaardbare stap terug in de positie en bevoegdheden van de ondernemingsraad. Iedereen vroeg zich af wat deze ex-vakbondsbestuurder van het CNV bezielde. Het werd unaniem van de hand gewezen door het werkveld, eveneens door de Raad van State. Op de dag voor de behandeling in de Tweede Kamer trok de minister het wetsontwerp in. Europese druk hebben de Arbowet en Arbeidstijdenwet wel sterk ten nadele van werknemers gewijzigd. Wie had vijf jaar geleden kunnen denken dat werkdagen van twaalf uur en werkweken van zestig uur formeel mogelijk zouden kunnen zijn?
Tot slot
De elke vijf jaar gehouden GBIO onderzoeken wijzen op een geleidelijk aan toenemende invloed van de ondernemingsraad op de organisatie toe; sinds vorig jaar tot boven de vijftig procent, niet alleen bij werknemers, maar eveneens bij werkgevers. Dat stemt hoopvol. Niettemin zijn verbeteringen gewenst, met name voor medezeggenschapsorganen in internationale ondernemingen en in de relatie van de ondernemingsraad met zijn achterban. Voorts valt er wel een redenering op te bouwen om de werkingssfeer van OR-en uit te breiden tot ondernemingen vanaf 35 in plaats vanaf vijftig werknemers. Enige politisering op het vlak van arbeidsverhoudingen zou verfrissend kunnen werken. Werkgevers roepen dat trouwens met hun inkomenspolitiek als eerste op. Momenteel lig er het “Kabinetsstandpunt Medezeggenschap 2009 “. Minister Donner prijst de volwassen medezeggenschap. We hebben net de gemeenteraadsverkiezingen achter de rug. Niemand kan zich een gemeente zonder een gemeenteraad voorstellen. Het is eigenaardig dat terwijl de invloed van de OR kennelijk toeneemt, het aantal ondernemingsraden relatief afneemt. De instellingsgraad van OR-en is in enkele jaren gezakt van 76 naar 70 percent. In de drie op de tien bedrijven waar geen ondernemingsraad is ingesteld is hij waarschijnlijk het meest nodig. In zestig jaar tijd is nog steeds geen sanctie gesteld op het niet nakomen van de verplichting een OR in te stellen in een onderneming. De sociale partners moeten de verantwoordelijkheid nemen om de medezeggenschap nog eens goed voor het voetlicht te brengen. Maar daar mag het niet bij blijven, er zijn al eerder goed bedoelde pogingen ondernomen. Het wordt tijd dat het nieuwe kabinet actie op dit punt gaat nemen.
Harry Peer
Trainer-adviseur Odyssee
Op vakbondshistorie.nl geplaatst in november 2012, beperkt geactualiseerd in februari 2023 en januari 2025 door Jan Verhagen
Meer over dit onderwerp