Sluiting Howson-Algraphy Soest verhinderd (1984 – 1986)
De overwinning op een multinational (deel 3)
In 1984 wil het Engelse Vickers Plc, sinds eind jaren ’60 eigenaar van Howson-Algraphy, en op dat moment ook eigenaar van Rolls-Royce Motors, overgaan tot sluiting van de vestiging in Soest. De nieuwere vestiging in Leeds zou winstgevender zijn. Maar de sluitingsplannen mislukken door sterke en eensgezinde actie van de werknemers in Soest.
Om een internationaal concern de voet dwars te zetten, als zij hun al jaren eerder uitgestippelde strategie willen uitvoeren, moet je van goeden huize komen. Dat geldt zeker als je deel uitmaakt van de Ondernemingsraad (OR) of vakbondsgroep bij een, bekeken vanuit het concernbelang, ondergeschikte vestiging. Toch is dat precies wat gelukt is bij Howson-Algraphy in Soest. Een voorbeeld zoals er niet veel zijn.
Hans Hubregtse blikt terug en analyseert dit strijdbare stuk vakbonds- en industriegeschiedenis. Het derde van een driedelige serie artikelen.
Strategieplannen op tafel – jarenlang bedrog blootgelegd
In januari 1985 krijgen wij een hele stapel strategieplannen en reviews voor onze neus. Die kunnen we opvragen, omdat de directie in de adviesaanvraag de hele Howson-Algraphy Group heeft opgevoerd. Met rode oortjes lezen wij enkele zeer opmerkelijke passages:
- In 1979 heeft de hoofddirectie in Leeds al het strategisch besluit genomen om op termijn Soest te sluiten en alle productie in Leeds te concentreren. En ze hebben dit al in 1983 bekrachtigd.
- De hoofddirectie voert een salamitactiek om Soest stukje-bij-beetje die kant op te manoeuvreren.
- Onze eigen directie in Soest is daar voortdurend van op de hoogte geweest.

Kortom, hier ligt het bewijs dat de directie al jaren tegen ons heeft lopen liegen!! Dat is toch puur wanbeleid, zo stellen wij. We bespreken het met vakbondsjurist Jo Urlings. Mede op voorstel van onze vakbondsbestuurder Henk Wijninga besluit het Hoofdbestuur van de Industriebond FNV om de Enquêteprocedure te baseren op ‘sociaal wanbeleid’.
Mr. Van Steenberghe maakt in hun opdracht de zaak aanhangig bij de Ondernemingskamer in Amsterdam. De Industrie- en Voedingsbond CNV sluit zich erbij aan. Dat gebeurt allemaal in het najaar van 1985.
De Ondernemingskamer besluit dat zij een reëel vermoeden heeft van wanbeleid en wijst als eerste stap in de procedure een enquêteur aan, Mr. Grosheide. Zo’n uitspraak, al in de eerste fase van de enquêteprocedure, is een aanwijzing voor een hard oordeel over het gevoerde beleid. Dat blijk uit het hieronder (zie kader) getoonde oordeel van de Ondernemingskamer. De enquêteur Mr. Grosheide hoeft de bal er in januari 1986 alleen maar in te koppen: ‘sociaal wanbeleid’ dus.
Enquêteverzoek: uit het oordeel van de Ondernemingskamer
NJ 1986, 578 Hof Amsterdam (Ondernemingskamer), 29-08-1985, nr. 16/85OK: Howson-Algraphy II

“Tussen pp (1) is terecht niet in geschil dat met betrekking tot hetgeen de Bonden stellen in het inleidend verzoekschrift is voldaan aan het bepaalde in art. 2:349 BW. De Bonden zijn derhalve ontvankelijk in hun verzoek. De stelling van HAE (2) dat het verzoek van de Bonden voortijdig is gedaan omdat nog niet tot sluiting van het productiebedrijf van HAE te Soest is besloten, moet worden verworpen. De bezwaren van de Bonden richten zich immers tegen het door HAE in de afgelopen periode van ruim 10 jaren gevoerde beleid. Het door HAE bedoelde voorgenomen besluit vormt daarvan een onderdeel. In de verhouding tussen een moeder- en een dochtermaatschappij, zoals die in het onderhavige geval bestaat tussen de naar Engels recht opgerichte en te Leeds gevestigde vennootschap Howson-Algraphy Limited en de te Soest gevestigde Howson-Algraphy Europe BV, kan de moedermaatschappij weliswaar aan de dochtermaatschappij richtlijnen en aanwijzingen geven, waaraan die dochtermaatschappij zich door haar afhankelijkheid van de moedermaatschappij in het algemeen moeilijk kan onttrekken, maar dit laat onverlet de eigen rechten en verplichtingen van de dochtermaatschappij als rechtspersoon naar Nederlands recht.
Howson-Algraphy Limited dient aan HAE zodanige informatie te verschaffen als HAE nodig heeft voor een behoorlijke vervulling van haar taak, waaronder begrepen is het tijdig verschaffen van duidelijke informatie aan de Bonden en de OR. Gegronde redenen zijn aanwezig om te twijfelen of HAE zich overeenkomstig die eigen verantwoordelijkheid heeft gedragen. Dit geldt met name gelet op de discrepantie tussen enerzijds de aan de Bonden en de OR verschafte informatie met betrekking tot het voortbestaan van de productie-afdeling van HAE te Soest en anderzijds de desbetreffende inhoud van de plannen van Howson-Algraphy Limited.
In het overleg dat met betrekking tot de reorganisaties in 1980/81 en 1983 met de Bonden en de OR heeft plaatsgevonden is – naar uit de vaststaande feiten blijkt – door de directie van HAE nimmer duidelijk uitgesproken dat volgens de plannen niet vaststond dat de produktie van offsetplaten te Soest zou worden voortgezet, ondanks daartoe door de Bonden en door de OR gestelde concrete vragen en geuite vermoedens.
Ook na de ingebruikneming van de fabriek te Leeds in 1981, waar geavanceerde en efficiënte technieken een aanzienlijke productievergroting mogelijk maakten die, zoals de Bonden en de OR toentertijd stelden, het gevaar voor sluiting van de produktie-afdeling van HAE te Soest inhielden, heeft de directie zich niet in vorenbedoelde zin uitgesproken. Op vragen daaromtrent van de Bonden en de OR in verband met de in 1980/1981 door HAE beoogde en uiteindelijk uitgevoerde reorganisatie is door HAE ontwijkend geantwoord. Dit was evenzeer het geval ten aanzien van het overleg dat werd gevoerd met betrekking tot de in 1983 beoogde en uitgevoerde herstructurering. Van de zijde van HAE werd, in het geding dat voor de OK met betrekking tot deze door de OR bestreden herstructurering werd gevoerd, betoogd dat de herstructurering noodzakelijk was met het oog op de continuïteit van het productiebedrijf te Soest.
Daartegenover houdt het HA Group Strategic Plan 1980-1985 – dat, naar onbetwist door de Bonden is gesteld, uiterlijk in 1979 of begin 1980 is opgesteld – in:
– dat de productieonderneming te Soest belangrijk minder economisch is dan die te Leeds, en indien mogelijk geleidelijk moet worden opgeheven;
– dat, totdat de levensvatbaarheid van productie in de Verenigde Staten is gebleken, behoud van productiecapaciteit in Soest – kennelijk – vooralsnog noodzakelijk voorkomt;
– dat de productieonderneming te Soest moet gaan functioneren als ‘top up’ capaciteit voor de fabrieken te Leeds en als nuttige ‘fall back insurance policy’ ingeval van een belangrijke productie-verstoring in Leeds.
Het HA Group Strategic Plan 1980-1985 vormde, naar uit de inhoud van de overige hiervoor opgesomde plannen volgt, het uitgangspunt voor die plannen. In die overige plannen worden in ieder geval de volgende opmerkingen mede van belang geacht:
– Review of Strategic Paper (maart 1981)
Indien de productieonderneming te Soest gesloten zou worden is de huidige opvatting niet dat de risico’s voor de Groep belangrijk zouden toenemen;
De personeelsbezetting in Engeland en Europa behoort betrekkelijk constant te blijven waarbij iedere vermindering van productiepersoneel in Soest zal worden gecompenseerd door extra productiepersoneel in Leeds. Voor de komende vijf jaren zal het voornaamste doel zijn een beter gebruik van personeel en activa te bereiken ten einde de omzet, de winst en de productie per werknemer te verhogen. De enige uitzondering op het globaal gelijkblijvende niveau van werkgelegenheid zal die in Noord-Amerika zijn waar verkoop- en technische staf naar verwachting zullen groeien van de tegenwoordige 56 naar 180.
– HA Group 1982 Business Plan
De Nederlandse arbeidswetgeving maakt het voor bedrijven in dat land uiterst moeilijk om aard en omvang van hun werkzaamheden ingrijpend te veranderen. Het onderzoek naar de toekomst van de Nederlandse productie van de groep zal op uiterst discrete wijze geschieden en vereist een omzichtige aanpak. Hoewel de Bonden en de OR bij de hiervoor genoemde reorganisaties, ter beoordeling daarvan relevante gegevens hebben gevraagd, heeft HAE die gegevens eerst in de loop van 1985 door overlegging van de plannen verstrekt.
De raad van commissarissen van HAE, bestaande uit D.H. Varley, tevens HA Group production director, kende de inhoud van vorenbedoelde plannen, doch heeft daarvan nimmer blijk gegeven. Het zou op zijn weg hebben gelegen om te bevorderen dat tijdig meer duidelijkheid zou zijn verschaft.
Op grond van het vorenoverwogene is de OK van oordeel dat er gegronde redenen zijn om aan een juist beleid van HAE te twijfelen. De stellingen die de Bonden aan hun verzoek ten grondslag hebben gelegd en die hiervoor niet zijn besproken kunnen derhalve buiten beschouwing blijven.
De OK zal een onderzoeker benoemen. De taak van de te benoemen onderzoeker zal in de eerste plaats zijn het instellen van een onderzoek naar de relevante feiten, in de tweede plaats het trekken van de conclusie of naar de mening van de onderzoeker al dan niet van wanbeleid sprake is en zo ja, in de derde plaats het aanbevelen van door de OK te treffen voorzieningen.”
(1) pp = partijen
(2) Howson-Algraphy Europe
Pas begin juni 1986 vindt de zitting van de Ondernemingskamer plaats, op basis waarvan de rechtbank de maatregelen wil vaststellen. Omdat de directie nog geen finaal besluit heeft genomen na het advies van de Ondernemingsraad, verdaagt de rechtbank de zitting.
Omdat er aan onze kant onzekerheid heerst over de afloop, spant de OR ook nog een procedure aan op basis van Burgerlijk Wetboek Boek 2 (Rechtspersonen met rapportageverplichting). Het is een juridisch buitenbeentje, maar volgens onze advocaat Wout van Veen kansrijk.
Aan directiezijde begint de machine te knarsen: de Technisch Hoofddirecteur Derek Varley, verantwoordelijk voor de productiestrategie vertrekt (‘vervroegd pensioen’), en de productiedirecteur in Soest, John Taylor, kiest ook voor een andere baan. “De ratten verlaten het zinkende schip”, denken of hopen wij.
Eind juni 1986 blijkt dat de druk te veel is geworden voor de directie. Opnieuw in een volle kantine deelt directeur Bilek mee dat het voor nemen tot sluiting is ingetrokken. Hoewel we ter plekke feestvieren, zijn wij toch ook beduusd over onze overwinning.
Het vervolg…

Na verwerking van het verbazende nieuws vieren wij wel een feestje, eerst met het personeel en ook met kader- en OR-leden en met alle adviseurs die geholpen hebben.
In de periode daarna wordt het OR-alternatief deels uitgevoerd: wel de hogere machinesnelheid en een aangepaste organisatie maar niet de inpakautomaat. De vestiging in Soest blijft voor 2,1 miljoen vierkante meter productie in de managementplannen staan.
Directeur Bilek blijft zitten, maar in Leeds verdwijnt (na productiegroepsdirecteur Varley) nu ook CEO Ron Taylor. Tony Wright volgt hem op. Toevallig ben ik op werkbezoek in Leeds, als Wright het personeel daar toespreekt. Onder veel gegrinnik en gegrijns moet hij de vraag “Tony, how about Soest?” beantwoorden. Hij redt zich er maar moeilijk uit.
De OR en kadergroep blijven actief, al treden er wel scheuren op in de gezamenlijkheid. In positieve zin herinner ik mij een onderzoek naar de arbeidsomstandigheden op de diverse afdelingen dat in een krachtige set voorstellen uitmondt, die ook grotendeels uitgevoerd worden.
Eind jaren ’80 doet Vickers, dat vanaf 1969 eigenaar is geweest, de hele Howson-Algraphy Group over aan Dupont-De Nemours. Dat betekent vooral dat er nog veel meer afstand komt tot de echte beslissers. Ook in die periode blijft Soest winstgevend: een mooie overzichtelijke fabriek waar de mensen op elkaar zijn ingespeeld.
Als ik in die tijd als BLG-voorzitter, samen met de vakbondsbestuurder, nog een keer voor overleg de directiekamer binnenkom, stuift directeur Bilek met een rood hoofd weg: hij kan mij totaal niet meer zetten. Dat vind ik geen productieve situatie meer: tijd voor wat anders. Ik verlaat in 1991 het bedrijf en ga werken voor de Industriebond FNV, eerst als vakbondsbestuurder, later als beleidsadviseur.
Midden jaren ’90 valt toch het doek voor het nog altijd winstgevende bedrijf in Soest. Deze keer maakt het management geen procedurefouten helaas, en gaat de sluiting van de productie wel door. Aardig is wel dat er een soort eindfeest is, door de OR bedongen. Ik vind het roerend om al die mensen terug te zien.
Nog tweemaal is er daarna nog een reünie waar ik ze allemaal terugzag: wat ouder, grijzer, dikbuikiger. Maar – onuitgesproken – met de hartveroverende verbinding: “we hebben het samen geflikt in dat bedrijf van ons”. Want zo voelde het.
In 2020 komt ook voor Howson in Leeds het einde, nadat Dupont het eerder al, in 1997 aan Agfa had doorverkocht.
Hans Hubregtse
Publicatie op deze website: april 2025
Over de auteur

Hans Hubregtse werkt van 1977 tot 1991 bij Howson-Algraphy in Soest op de Kwaliteitsafdeling.
Hij is in 1979 kaderlid van de Industriebond FNV en voorzitter van de Ondernemingsraad. Vanaf 1981 is hij voorzitter van de Bedrijfsledengroep van de vakbond, en zal dat tot 1991 zijn.
Tussen 1981 en 1985 zit hij in de Bondsraad (eerst Beleidsraad genoemd) van de Industriebond.
Vanaf 1991 is hij in dienst van de Industriebond FNV, eerst als districtsbestuurder (West-Brabant), later als OR-opleider en vanaf 1998 tot 2016 als beleidsadviseur medezeggenschap bij achtereenvolgens de Industriebond FNV, FNV Bondgenoten en de FNV.
Meer over Howson-Algraphy op vakbondshistorie.nl:
- Eerder verschenen delen van dit drieluik:
- Deel 1
- Deel 2
- De gehele publicatie in pdf-vorm als ‘VHV Digiboek’
- Bedrijvenwerk bij Howson-Algraphy
- ‘Kaderleden Industriebond FNV in opstand’:
- introductie
- deel 1: Kadergroepen veroveren positie binnen de Industriebond FNV
- deel 2: Commotie over ‘Doormodderen of Durven’
- deel 3: Oktober tot december 1980
- Video-interviews met Hans Hubregtse op het VHV-videokanaal
