
Herinneringen van Kees Marges – 27
Werkgevers willen het Van der Louw akkoord opzeggen
Eind 1986 verschenen berichten in de kranten dat de “Triton fusie” tussen Seaport, Muller Thomson en Multi Terminals Waalhaven niet door zou gaan. (zie aflevering 25) Dit Triton drama leidde er steeds meer toe dat de eigenaren van de stukgoedbedrijven, niet alleen bij de havenwerkgevers maar ook op het niveau van de concerns, de FNV de schuld daarvan gaven. Met name het Van der Louw akkoord lag onder vuur. Soms leek het op een gezamenlijke campagne van haven-multinationals en havenwerkgevers. Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de topman van Internatio-Müller, Brongersma (foto rechts). De fusie kon volgens werkgevers alleen maar slagen als er gelijktijdig honderden stukgoedwerkers konden worden ontslagen, maar het Van der Louw akkoord belemmerde dat. Het CNV, zelf mede ondertekenaar van en verantwoordelijk voor het akkoord, steunde, tot onze stomme verbazing, de werkgevers door gedwongen ontslagen te accepteren. (foto links)
Berekening waarde Multi Terminals Waalhaven klopte niet
Later kwam aan het licht dat, met name bij Multi Terminals Waalhaven (Pakhoed), de waarde van de eigendommen van de onderneming veel te hoog was opgegeven, toen de plannen werden gemaakt om in het kader van de Triton fusie MTW te laten fuseren met Seaport en MTR. (zie afbeelding links). De sommetjes van de werkgevers/ondernemers, die naar ik aanneem ook door hun accountants waren nagerekend, klopten niet. Dat, plus de wankele financiële positie van Seaport, waren volgens mij de echte redenen waarom de Triton fusie mislukte. Ze wilden de oorzaak en de gevolgen daarvan op de werknemers en hun vakbond FNV afschuiven. Ook voor ons weer voldoende aanleiding om cijfertjes van werkgevers nooit zomaar als juist te aanvaarden. Bijvoorbeeld, bij cao-onderhandelingen.
De poging van de werkgevers om het Van der Louw akkoord op te zeggen
Begin januari 1987 maakte de SVZ in een alles of niets poging bekend dat ze, vanwege het ontslagverbod, het Van der Louw akkoord wilden gaan opzeggen. Dat was vreemd, want ze hadden het akkoord tijdens een ceremoniële bijeenkomst met veel tamtam ten overstaan van de pers, samen met Minister de Koning, ondertekend. De Minister had het akkoord toen een mooi voorbeeld genoemd voor andere sectoren in Nederland en de werkgevers hadden daar volledig mee ingestemd. (zie aflevering 24) Opzeggen van het akkoord kon niet. Nergens in het akkoord was een clausule opgenomen dat, laat staan hoe, het akkoord kon worden opgezegd. Zelfs niet als de goederenstromen zouden tegen vallen. Daarover was afgesproken dat er dan weer overleg zou plaats vinden. De mogelijkheid tot opzegging is tijdens de onderhandelingen ook nooit aan de orde gesteld door de werkgevers. Het akkoord zou van rechtswege 5 jaar nadat het was ondertekend, aflopen. De aankondiging dat de SVZ het Van der Louw akkoord ging opzeggen, was dus een zeer doorzichtige poging om ons en onze leden onder druk te zetten. Sommige journalisten slikten dit wel heel erg makkelijk. En het werkte juist omgekeerd, want als de werkgevers met zulke domme ‘dreigementen’ komen, hebben ze niet veel anders meer over om ons onder druk te zetten, zelfs geen tegenvallende goederenstromen, was onze conclusie. Hoogleraar sociaal recht Teun Jaspers, die zijn oordeel vormde puur op de tekst van het Van der Louw akkoord, liet in Het Vrije Volk van 22 januari al weten dat volgens hem het akkoord niet kon worden opgezegd. (Zie afbeelding rechts)
Aap uit de mouw: werkgevers wilden weer gedwongen ontslagen: 350
Kort na de nep-aankondiging over het opzeggen van het Van der Louw akkoord kwam de aap uit de mouw: SVZ kondigde 350 gedwongen ontslagen aan bij 6 bedrijven: SHB (200), MTR, QD, Seaport, MTW, Klapwijk (gezamenlijk 150). Namens de Vervoersbond FNV kondigde Paul Rosenmöller toen aan, dat we bliksemacties gingen organiseren om die ontslagen tegen te houden en naleving van het Van der Louw akkoord af te dwingen. Dat wil zeggen, korte werkonderbrekingen bij verschillende stukgoedbedrijven, volgens het zogenaamde verrassingsmodel.
Ik kondigde bovendien aan dat we nu ook de havenwerkers van andere dochterbedrijven van de concerns zouden moeten gaan informeren om die wat meer bij de ontwikkelingen in het stukgoed te gaan betrekken. Uiteindelijk ging het om beleid van de grote havenconcerns, waar bijvoorbeeld ECT en Unitcenter, containeroverslag bedrijven, ook toe behoorden. En die bedrijven hadden een groot deel van de lading en dus werkgelegenheid in het stukgoed overgenomen.
Vrijwillig overstappen naar andere sectoren
Van één onderdeel van het Van der Louw akkoord, het vrijwillig overstappen naar andere sectoren, kwam veel te weinig terecht. We hadden dat niet nader uitgewerkt in het akkoord zelf, mede omdat ik daar zelf geen aanzet voor had gegeven als (mede)initiatiefnemer en schrijver van ons beleid. De kern daarvan, “Geen man gedwongen de havenport uit”, was de centrale doelstelling van ons beleid zoals beschreven in onze beleidsnota “Gaat het stukgoed goed stuk”. Al tijdens de hoorzitting van de Wethouder Havens van Rotterdam over de toekomst van het stukgoed, stelden we dat als voorwaarde voor onze medewerking aan het moderniseren van de haven, d.w.z. de verandering van stukgoed in containers. In feite ging het om weer een revolutionaire verandering in de verschijningsvorm van de lading. De laatste was het gebruik van pallets en vorkheftrucs. (Zie aflevering 17)
Heel even heb ik tijdens de laatste onderhandelingen over het Van der Louw akkoord overwogen om het overplaatsen op basis van vrijwilligheid, wat beter en waterdichter in het akkoord te laten vast te leggen, maar daar was het toen al te laat voor, dat had eerder besproken moeten worden in alle voorbereidende gesprekken en onderhandelingen. Ik verwachtte dat de werkgevers, met name de SVZ als de vertegenwoordiger van de werkgevers in de haven, zelf wel in de gaten zouden hebben dat die vrijwillige overstap actief gestimuleerd zou moeten worden. En, dat de werkgevers in staat zouden zijn om met voorstellen te komen, eventueel aan hun ondernemingsraden, die dat overstappen later aantrekkelijk moesten maken. Het was hún belang, dat dat zou gebeuren. Maar zelfs dat deden ze niet.
Werkgevers dreigden met ontslag als niet ‘vrijwillig’ voor een andere sector werd gekozen
Integendeel, wat ze wel probeerden was om eigen stukgoedwerkers te dwingen de overstap te maken door te dreigen met individueel ontslag, waar geen sprake van zou kunnen zijn volgens het Van der Louw akkoord. Dreigen in plaats van belonen, typisch iets voor conservatieve werkgevers. Ze wilden dat werknemers éénmaal een overplaatsing mochten weigeren. Maar als ze tweemaal weigerden, dan zouden de desbetreffende werknemers ontslagen moeten kunnen worden. Dat betekende dat tweemaal de vrijwilligheid van werknemers werd veronachtzaamd: onvrijwillige overplaatsing naar een andere sector en onvrijwillig ontslag. Eén van de belangrijkste pijlers onder het Van der Louw akkoord zou zo geschonden worden.
Dat beseften wij als bestuurders, en zeker ook de stukgoedwerkers, maar al te goed. Of er werkgevers zijn geweest die, in plaats van met dreigementen, de werknemers met een extra beloning hebben geprobeerd te laten overstappen, is mij onbekend. Bijvoorbeeld met vergoeding van verhuiskosten en het opnieuw inrichten van nieuwe woningen, omdat hun nieuwe werkplek bij overplaatsing waarschijnlijk in de richting van Europoort en Maasvlakte zou verhuizen.
Minister draait ook en steunt plotseling werkgevers
Wat tot mijn verbazing, en ergernis, gebeurde is dat de werkgevers de overheid, inclusief de Minister, zover wisten te krijgen om hen te steunen in hun pogingen om werknemers te ontslaan, als die tweemaal geweigerd hadden om over te stappen naar een andere sector. Een uitglijder van de Minister om daar uiteindelijk wel mee akkoord te gaan. De Ondernemingsraad van Seaport ging er helaas ook mee akkoord. Dat allemaal maakte de positie van de Vervoersbond FNV er niet sterker op.
Overigens waren het de stukgoedwerkers van Seaport die op 15 januari 1987 een eerste spontane werkonderbreking hielden tegen gedwongen ontslagen. Dat deden ze voorafgaande aan de acties die de Vervoersbond FNV ging uitroepen en organiseren. Dat weer wel.
Ondernemingsraden naar de rechter
Behalve vakbondsverzet door middel van acties, gingen nu ook de ondernemingsraden van de bedrijven waar die 350 ontslagen zouden gaan vallen in verzet. Op 15 januari 1987 kondigden ze aan met een rechtszaak te proberen de rechter een verbod tot ontslag te laten afkondigen. Een gang naar de rechter betekende natuurlijk wel een risico: bij een negatieve uitspraak zou het hele akkoord schade kunnen oplopen, bijvoorbeeld op het punt van de vrijwilligheid van ontslag en overplaatsing.
Het argument dat de ondernemingsraden hanteerden was, dat de werkgevers te weinig informatie hadden gegeven om de noodzaak van ontslag aan te tonen. Daarmee zou het risico wel beperkt blijven, mits de uitspraak van de rechter zich ook zou beperken tot het verzuim om voldoende informatie te geven. Maar het risico dat de rechter ook een voor ons, dat wil zeggen voor de werknemers, ongunstige uitspraak zou doen of een nadelige overweging zou hanteren over het vermeende recht van werkgevers om werknemers te ontslaan, bleef bestaan. Ook maakten de ondernemingsraden bezwaar tegen het feit dat werkgevers werknemers onder druk zetten om werk elders in de haven te zoeken. Kern van het standpunt van de ondernemingsraden was dat de werkgevers handelden in strijd met de Wet op de Ondernemingsraden, door de OR’s onvoldoende en niet tijdig van informatie te voorzien.
Opnieuw acties en stakingen
Op maandag 19 januari 1987 organiseerden we een grote bijeenkomst in Theater Zuidplein met stukgoedwerkers uit de hele Rotterdamse haven. (zie afbeelding links) De bedoeling was de havenwerkers te vragen om weer in actie te komen, volgens het model van de verrassingsacties. Dat wil zeggen, elke dag bij een ander bedrijf een korte of iets langere werkonderbreking. De keuze van de terminal werd de avond ervoor gemaakt tijdens een bijeenkomst met kaderleden, afgevaardigden van de ondernemingsafdelingen.
Net als bij eerdere soortgelijke acties, waren de stakers bereid om rekening te houden met bederfelijke waar of andere lading die, beargumenteerd door de werkgever, niet te lang op het schip kon blijven. Dat soort lading zou gelost mogen worden. Naarmate de acties langer duurden werden dit soort uitzonderingen minder toegestaan. Ook bleek de actiebereidheid toe te nemen, zodat keuzes gemaakt moesten worden uit het groeiend ‘aanbod van acties’ tijdens de kadervergaderingen.
Zeven weken onrust in het stukgoed
De acties zouden 7 weken voor onrust in de haven zorgen, met de kans, zo vreesden de werkgevers, dat de acties zich zouden verbreden naar de containerterminals en misschien nog wel breder. Het waren geen stakingen van 24 uur per dag en 7 dagen per week, maar wel voldoende om het Van der Louw akkoord en om het verbod op onvrijwillige ontslagen te handhaven. De christelijke werkgevers in het wegvervoer deden nog een beroep op de regering de stakingen te laten verbieden en stelden voor dat het leger zou ingrijpen.
Werkgevers bang voor uitbreiding acties
De havenwerkgevers op hun beurt suggereerden dat onze opzet was de hele haven in actie te krijgen en daarvoor de actiebereidheid in het stukgoed als voorbeeld te gebruiken. Op zich geen slecht idee, ik had het zelf al eens eerder geopperd en de stakers in het stukgoed drongen daar al langer op aan. Maar onze inschatting van de actuele actiebereidheid in andere delen van de haven had meer te maken met de realiteit. Niet dat daar geen acties mogelijk waren, maar dan zouden we daar eerst goede en gerichte voorlichting moeten gaan geven van de strijd die de stukgoedwerkers voerden. Met name zouden we de kaderleden in die andere sectoren goed moeten informeren en in staat moeten stellen hun achterban te motiveren. Dat zouden we goed voorbereid en planmatig moeten gaan aanpakken. Zover is het nooit hoeven te komen. De Amsterdamse havenwerkers in het stukgoed lieten overigens weten hun collega’s in Rotterdam te steunen.
CAO voorstellen werkgevers
Ons doel van de verrassingsacties was niet meer alleen het tegengaan van gedwongen ontslagen, dus handhaven Van der Louw akkoord, maar ook de afwijzing van de voorstellen voor een nieuwe cao, die ik al in aflevering 25 voor een deel heb vermeld. Hieronder staan alle voorstellen die de werkgevers al op 13 januari bekend hadden gemaakt. Die hielpen natuurlijk geweldig mee om de stukgoedwerkers te mobiliseren en opnieuw in actie te krijgen.
- Looptijd 4 jaar
- Geen loonsverhoging
- Geen prijscompensatie
- Aanwijzing van alle roostervrije dagen door de bedrijfsleiding
- Besparing 2,5 miljoen gulden op premiebetaling pensioenfonds
- Terugschroeven bijdrage vakbondswerk van 175 gld per lid (0,3% loonsom) naar 45 gld
- Nieuwe functielijst voor bredere inzetbaarheid
- Invoering semi-continu dienst in weekeind
- Winstdelingsregeling
Heel merkwaardig, dat werkgevers in het stukgoed een winstdelingsregeling wilden invoeren, terwijl ze externe deskundigen juist hadden laten vaststellen dat ze in het stukgoed zoveel verlies maakten.
Behalve dat dit een poging was om de arbeidskosten te verlagen, zou het resultaat ook zijn een verdere flexibilisering van de arbeid in de haven, een werkgeverswens die zeker niet op veel steun in de haven kon rekenen. En waarover ook al in Nehem-verband was gediscussieerd tijdens een vergadering die de Nehem had georganiseerd. Met nogal duidelijke uitspraken van de stukgoedwerkers. (Zie aflevering 17)
Onderzoek door accountantskantoor
Ter ondersteuning van werkgeverspogingen om twijfel bij de stukgoedwerkers te zaaien en begrip of zelfs sympathie bij de goedgelovige journalisten op te wekken, schakelden de werkgevers begin maart 1987 een accountantsbureau in, Klynveld Kraayenhof & Co (KKC). Dat bureau berekende voor de werkgevers de verliezen die ze hadden gemaakt in 1985 en 1986. Volgens KKC was dat 37 en 35 miljoen gulden. Uiteraard lieten wij een tegenonderzoek uitvoeren door een ander accountantsbureau, Dubois. Toen bleek dat het verlies in 1985 ‘maar’ 17 miljoen gulden was, weliswaar een groot bedrag maar toch een heel ander bedrag dan de werkgeversaccountant had becijferd. Dat leidde ertoe dat wij een klacht bij het Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA) indienden tegen KKC. De werkgevers waren zeer boos dat we dat tegenonderzoek hadden laten uitvoeren. Want zelfs als ons onderzoek niet goed was geweest, was het resultaat toch dat er twijfel ontstond over de berekeningen van KKC. Ik vroeg me bovendien af hoe dat berekend was en wat wel of niet was verwerkt als een verlies.
Wat is winst en wat is verlies?
Wat niet was opgenomen in alle berekeningen van de door de werkgevers gekozen accountant, was de winst die de moederbedrijven zoals IM, Nedlloyd, Pakhoed of Furness hadden geboekt door stukgoed in containers te laten stoppen, en zo die lading veel goedkoper en dus met meer winst te laten laden en lossen en te vervoeren overzee en over land. Waarschijnlijk waren de winsten die ze met de containerbedrijven boekten veel groter dan de verliezen in hun stukgoedsector. Die winsten zijn nooit apart berekend, of misschien wel, maar dan alleen voor intern gebruik bij de grote concerns. Anders gezegd: misschien werden de verliezen die ze leden in de stukgoedoverslag, meer dan gecompenseerd met de winsten in hun containeroverslag bedrijven.
Al met al toonden de werkgevers dat ze, als het op de cijfertjes aankwam, niet altijd serieus genomen konden worden. Maar dat hadden we al eens vastgesteld.
Inspannings- of resultaatverplichting?
De werkgevers verwachtten veel van hun pogingen om iedereen wijs te maken dat het Van der Louw akkoord, met name als het ging om ontslagen, geen resultaatverplichting was voor de werkgevers, maar ‘slechts’ een inspanningsverplichting. Anders gezegd: ze moesten hun best doen om ontslagen te voorkomen, maar als ze hun best hadden gedaan en er toch ontslagen moesten vallen, zou dat toch mogelijk moeten zijn. Een poging die er van uitging dat de werkgevers alleen maar een inspanning zouden hoeven te doen. Maar het doel van het hele akkoord was nou juist om géén gedwongen ontslagen te laten plaatsvinden. Dat staat in artikel 1 van het akkoord. Bovendien: werkgevers behoren toch altijd een inspanning te doen om ontslagen te voorkomen? Daar hoef je toch geen Van der Louw akkoord voor te maken.
Tot die inspanningsverplichtingen zouden volgens ons ook hebben moeten behoren, financiële bijdragen van de concerns aan hun dochterbedrijven, om op een fatsoenlijke manier het overcompleet aan stukgoedwerkers te verminderen. De concerns moeten aanzienlijke extra winsten hebben gemaakt, als gevolg van de containerisatie en daar zou best wat van gebruikt kunnen worden voor een fatsoenlijke afvloeiingsregeling. Dat ze daartoe, desgevraagd, bereid zouden zijn, ervoeren we bij de gijzeling van de Neder Rhône door havenwerkers in dienst van MTR, onderdeel van Internatio Muller, IM. (zie aflevering 17 )
Van die veronderstelde financiële bijdragen van de concerns hebben we echter nooit enig bewijs gehad of gezien, omdat ze daar waarschijnlijk niet om waren gevraagd door de directies van hun dochterbedrijven in het stukgoed. Het spreekt vanzelf dat, in het geval dat het argument van de werkgevers, bijvoorbeeld bij een rechter, zou zijn geweest, dat ze ‘slechts’ tot een inspanningsverplichting verplicht zouden zijn, wij aan die rechter zouden vragen de werkgevers te dwingen, de inspanning richting concerns en het resultaat daarvan eerst duidelijk te maken, alvorens te concluderen dat werkgevers alle inspanningsverplichtingen hadden uitgevoerd. Wij veronderstelden dat ze zelfs niet alle inspanningsverplichtingen hadden gedaan. Maar die discussie hebben we nooit meer hoeven voeren en uitvechten bij de rechter.
In de volgende aflevering van mijn herinneringen ga ik in op de uitspraak van de rechter in de zaak die de ondernemingsraden hadden aangespannen plus het effect daarvan op het Van der Louw akkoord. Ook het verschijnen van allerlei bemiddelaars, die ons en de werkgevers wilden helpen een einde te maken aan het conflict, maar dan wel op hun manier. Mensen als de SER Voorzitter deden die poging, maar die hadden geen flauw benul van wat er allemaal onderhands meespeelde, onzichtbaar voor de buitenwereld en voor de bemiddelaars. Ik zal ook ingaan op het resultaat dat onder leiding van zo’n bemiddelaar leidde tot een akkoord, ook wel genoemd de ‘zoen van Delft’.
Kees Marges
mei 2023
Dit is het zeventwintigste verhaal in de serie Herinneringen van Kees Marges