Het geheugen van de vakbeweging

Van NCHP/ CMHF naar MHP

De NCHP Vakorganisatie van Middelbaar en Hoger Personeel speelde een rol van betekenis bij het organiseren van het hoger personeel, de oprichting van de Raad MHP en de omzetting in de Vakcentrale MHP. (1) Ook de CMHF Centrale van Middelbare en Hogere Functionarissen was hier zeer nauw bij betrokken. (2) De organisatie van het hoger personeel verliep heel anders dan de organisatie van arbeiders, beambten en bedienden. Geert Wagenaer doet een korte greep uit de geschiedenis.

“Over de geschiedenis van de MHP schreef ik eerder in de papieren Nieuwsbrief van de Vakbondshistorische Vereniging VHV. De ‘voorgeschiedenis van de MHP’ kreeg daarbij wat minder aandacht. Dat wil ik nu aanvullen. Daarvoor moet ik terug naar de jaren vijftig van de vorige eeuw. Toen verenigden zich een tiental verenigingen van hoger personeel, werkzaam bij verschillende bedrijven in de Nederlandse Vereniging van Hoger Personeel [NVHP]. Naast de participatie van hoger personeel [‘medezeggenschap’] op drie niveaus: onderneming, bedrijfstak en landelijk, ontstond langzamerhand ook behoefte aan belangenbehartiging, dienstverlening en vertegenwoordiging bij cao-overleg.

“In 1966 fuseerde de NVHP met de Nederlandse Christelijke Vereniging van Hoger Personeel en de Katholieke Vereniging van Hoger Personeel. Daardoor ontstond de Nederlandse Centrale van Hoger Personeel, de NCHP. Bij deze centrale sloten zich veel HP-verenigingen aan. In toenemende mate kreeg de NCHP ook zogenoemde individuele leden. Uit deze twee alinea’s blijkt reeds dat binnen de Nederlandse vakbeweging een nieuwe uitzonderlinge organisatiestructuur, een koepel van ‘categorale’ HP-verenigingen ontstond, met een totaal van circa 15.000 leden. Deze categorie werknemers was eerder vrijwel niet bereikbaar voor vakorganisaties van de traditionele vakbeweging.

Stroomversnelling.                                                                                                                                                   “Onder dit tussenkopje treffen we in een brochure van 18 pagina’s tekst [A5-formaat] een beknopte omschrijving over de ontwikkeling van de NCHP die ik graag citeer: “In 1972 ontstond een plotselinge stroomversnelling. De traditionele vakbonden poogden cao’s af te sluiten, waarin ook (nivellerende) afspraken voor het gebied ‘boven de cao’s’ zouden worden vastgesteld. En dat, zonder dat deze groep werknemers daarover zou kunnen meepraten! Massaal kwam het hoger personeel in beweging; op acht plaatsen in het land werden demonstratieve bijeenkomsten gehouden en het gevolg was dat het ledental van de NCHP zich in één jaar tijd verdubbelde.                                        

“Deze groei-explosie bracht met zich mee, dat het kleine bureau-apparaat, …moest verhuizen naar een grotere ruimte…Vanzelfsprekend moest, om die stormachtige groei te kunnen opvangen, ook het aantal vaste medewerkers sterk worden uitgebreid. In 1974 trad de eerste fulltime voorzitter aan. Op dat moment was de NCHP hard bezig zich te ontwikkelen van een min of meer vrijblijvend federatief verband tot een echte volwassen vakorganisatie. Sinds 1980 organiseert de NCHP ook middelbaar personeel.”                                                                  

“In 1982 trok de NCHP naar een eigen kantoor in Houten, dat gevestigd was naast het hoofdkantoor van de Unie BLHP. In het NCHP-kantoor werd later ook de MHP gehuisvest.

De interne structuur                                                                                                                                          “De organisatiestructuur bleef een opvallende in vakbewegingsland. De NCHP kende drie soorten leden: federaties, vhp’s [verenigingen hoger personeel] en individuele leden. De federaties waren verenigingen waarvan het ledenbestand werd gevormd door een aantal vhp’s en -al dan niet in afdelingen gebundelde – individuele personen

“De vhp was een vereniging, waarvan het ledenbestand werd gevormd door -al dan niet in afdelingen gebundelde individuele personen. Individuele leden waren gebundeld in NCHP-afdelingen of -als zij werkzaam waren in ondernemingen of instellingen waarvoor geen NCHP-afdeling was opgericht- in regionale afdelingen gebundeld

“Federaties, vhp’s (of afdelingen van federaties en vhp’s), NCHP-afdelingen en regionale afdelingen in een bepaald geografisch gebied, konden worden gebundeld tot een District.      In 1983 bestonden vier NCHP-districten:

  • District Noord (Friesland, Groningen en Drenthe)
  • District Oost (Overijssel en Gelderland)
  • District Zuid I (Limburg)
  • District Zuid II (Zeeland en Noord-Brabant

“Het was een vrij ingewikkeld geheel en het contact met leden werd gerealiseerd in de NCHP-afdelingen. De NCHP kende een verenigingsraad die werd gevormd door maximaal 40  afgevaardigden van de federaties, vhp’s, NCHP-afdelingen en een samenwerkingsverband individuele leden. Een evenredige vertegenwoordiging was gewaarborgd. De jaarlijkse algemene ledenvergadering was voor alle leden toegankelijk. Met het NCHP-Journaal, dat vijftienmaal per jaar verscheen werden de leden geïnformeerd over de belangenbehartiging, dienstverlening en vertegenwoordiging door de zich noemende “Vakorganisatie van Middelbaar en Hoger Personeel”. Later werd de naam NCHP veranderd in VHP, maar “Vakorganisatie van Middelbaar en Hoger Personeel” bleef overeind.

Geen vakcentrale NCHP                                                                                                                            “Voor één ding reikte de invloed van de NCHP, ondanks haar spectaculaire groei sinds 1972, toch niet ver genoeg, namelijk om te worden toegelaten tot de nationale overlegorganen als de SER (sociaal Economische Raad) en de STAR (Stichting van de Arbeid). De NCHP was geen vakcentrale voor middelbaar en hoger personeel. Daarom werd in 1975 de ‘Raad van Overleg voor Middelbaar en Hoger Personeel’, kortweg de Raad MHP, opgericht.”  Die Raad MHP werd in 1980 vakcentrale MHP. Feitelijk was dit een aanpassing aan de bestaande situatie. Sinds het eerste decennium van de 20e eeuw kende ons land drie vakcentrales die de toon aangaven.

“Elke zuil had zijn eigen vakcentrale: protestantschristelijk, rooms katholiek en sociaaldemocratisch. De pogingen om een gelijkwaardige vakcentrale voor “hoofdarbeiders op te richten hadden nooit het gewenste resultaat opgeleverd. De kleine vakcentrales speelden, vergeleken met de ‘grote drie’, geen rol van betekenis. Een vrijzinnig sociaalliberale vakcentrale heeft ons land niet gekend. Kennelijk bood ons lage land aan de Noordzee hiervoor geen vruchtbare voedingsbodem.

“Voor de specifieke belangenbehartiging, dienstverlening, vertegenwoordiging en wensen van de na WOI groeiende categorie middelbaar en hoger personeel had de traditionele vakbeweging klaarblijkelijk te weinig oog. Ook na WOII zette de groei het administratief, commercieel personeel, het bank- en verzekeringspersoneel, de apothekersassistenten, de chemici, de bewakingsmedewerkers, de handelsvertegenwoordigers, de verzekerings-inspecteurs, de technici, de toezichthouders, de leidinggevenden, de onderwijsmensen, de werknemers in de sociale verzekeringssektoren e.d., kortom het middelbaar en hoger personeel, zich voort. De ‘werknemende middenstand’ en het ‘werk nemende hoger en leidinggevend personeel’, in loondienst of als freelancer werkzaam, hadden al voor WOII binnen de katholieke zuil hun eigen standsorganisaties. MHP-leden van een katholieke vakorganisatie werden niet verplicht om lid te worden van de standsorganisatie voor arbeiders. Het R.K.W.V. en de opvolger K.A.B. waren centrales van katholieke vakbonden en standsorganisaties voor arbeiders.

“De Bedrijfstakgewijze Organisatie van bij het CNV, de KAB en het NVV aangesloten bonden” betekende dat de bonden van handarbeiders moesten worden omgevormd tot bedrijfsbonden. Het aantal bonden  moest worden ingekrompen. Het vooruitzicht van de opheffing of het royeren van de beambtenbonden was geen signaal dat er na de Tweede Wereldoorlog een vakbeweging voor alle werknemers zou ontstaan. Dit laatste riep veel weerstand op, met name bij de voorlopers van de Unie BLHP.

“Het CNV, de KAB en het NVV gingen als centrale organisaties nauwer samenwerken in de Raad van Vakcentralen maar de verzuiling bleef alsnog nog overeind. De wederopbouw bracht voor de vakbeweging een ongekende vorm van centralisme in het arbeids-voorwaardenoverleg. De vakbonden verloren hun natuurlijke positie bij het cao-overleg en moesten hun resultaten verantwoorden aan het College van Rijksbemiddelaars. De federatieve samenwerking in hun vakcentrales kreeg door dit alles een andere vormgeving.

“De nieuwe Eenheids Vakcentrale (EVC) kreeg het zwaar te verduren in de Koude Oorlog. Het fusieoverleg EVC-NVV werd afgebroken. De vooroorlogse situatie leek, zeker na het bisschoppelijk mandement van 1954, weergekeerd. Het beeld van de Nederlandse vakbeweging veranderde echter ingrijpend na het tot stand komen van de Federatie Nederlandse Vakbeweging en het uittreden uit het NKV van de BVA (Vereniging van werknemers in het Bank- en Verzekeringsbedrijf en Administratieve Kantoren) en de Unie BLHP (Beambten, Leidinggevend en Hoger Personeel). Deze vakorganisaties sloten zich aan bij de Raad MHP en versterkten daardoor de representativiteit, van belang voor de erkenning en positie van deze ‘koepel’ van georganiseerd middelbaar en hoger personeel. De CMHF, de NCHP en de Unie BLHP waren belangrijke steunpilaren voor een vakcentrale van beroepsverenigingen en vakbonden van middengroepen en hoger personeel.

“De BVA, de CMHF, de NBT, de NHRV en de Unie BLHP hadden als aangesloten of categorale vakorganisaties in een reeks van jaren de nodige kennis, vaardigheden, inzicht en ervaring voor collectieve belangenbehartiging opgedaan als partijen bij het arbeidsvoorwaarden- en werkomstandighedenoverleg.  De NCHP moest dat in korte tijd grotendeels nog optuigen en slaagde daar wonderwel in, mede omdat een aantal HP-leden er professioneel mee te maken had in eigen bedrijf of instelling. De activiteiten met betrekking tot de collectieve en individuele belangenbehartiging werden in de brochure uitgediept onder de volgende kopjes: Onderhandelen met werkgevers, Individuele juridische bijstand, Collectieve juridische bijstand, Medezeggenschapszaken. Aan scholing en training werd veel aandacht besteed.

“De samenwerking tussen de BVA en de verenigingen VHPB en VHPV met betrekking tot de belangenbehartiging van met middelbaar en hoger personeel in het bank- en verzekerings-wezen, op basis van een naar de situatie in die bedrijfstakken toegeschreven ‘Proeve voor een Sociaal Statuut’, bleef vooralsnog een uitzondering. De bedrijfsgroepen van de BVA en de HP-verenigingen hadden hetzelfde actie- en werkterrein en dat was een praktisch voordeel. De voorgangers van de Unie BLHP waren traditionele beroepsverenigingen en vakbonden. Die hadden een vrij lange cultuur en vakbondshistorie binnen een vakcentrale. De NCHP had als ‘centrale’ vakbond van ‘categorale’ HP-verenigingen een heel andere cultuur en historie. Een ‘reorganisatie’ van aangesloten MHP-organisaties, zoals door Van der Schalie bedoeld, was mede gelet op het voormalig verzet tegen de Bedrijfstakgewijze Organisatie niet haalbaar, denk ik, binnen twee decennia.”

Geert Wagenaer      

Noten en geraadpleegde literatuur

  1. In “van NCHP naar VHP -25 november 1966 – 25 november- vijfentwintig jaar belangenbehartiging voor middelbaar en hoger personeel” beschreven Maurice van den Broeken Martine Kuggeleijn in acht hoofdstukken de beginjaren, de opbouw, de groei, de erkenning, een volwaardige vakorganisatie, de economie bereikt een dieptepunt, matigen, onrust binnen de NCHP, de VHP: een nieuwe koers.
  2. In “75 JAAR CMHF – MET DE KRACHT VAN HET ARGUMENT” (mei 1992) beschrijven Adri de Groot en drs. Ed de Kever de historie van de CMHF. Zij hebben het boek in zestien hoofdstukken onderverdeeld. “Het boek geeft een momentopname van een organisatie die groeit en bloeit, die volop in beweging is. Optimale belangenbehartiging van CMHF-leden, ontwikkeling van de vakcentrale MHP waarbinnen een stroming steeds lonkt naar AC/AVC (Ambtenarencentrum/Algemene Vakcentrale), decentralisatie van het overleg bij de overheid, privatisering en verzelfstandiging, de Europese eenwording en de rol van de vakbeweging daarbij…”

*In het handboek “Arbeidsverhoudingen in Nederland” [Aula Pocket 731-J.P. Windmuller/ C. de Galan A.F. van Zweeden, zesde druk 1987] is een paragraaf “Hoger personeel organiseert zich” opgenomen. Daarin wordt (pagina’s 301 t/m 303) een vrij goede samenvatting gegeven van dit onderdeel van de geschiedenis van de vakbeweging in ons land. Ik citeer de volgende tekst: “ Sedert het midden van de jaren zestig is een ontwikkeling in de categorale gelederen aan de gang, die voor de Nederlandse vakbeweging grote betekenis heeft. In 1966 is uit de fusie van de Nederlandse Vereniging van Hoger Personeel en haar katholieke en protestantse zusterorganisaties de Nederlandse Centrale voor Hoger Personeel ontstaan (NCHP). Deze centrale is opgebouwd uit verenigingen per onderneming -een voorbeeld dus van bedrijfsgewijze opbouw- en zij is snel gegroeid, vooral in de jaren zeventig.”                                                                                                                                                             Met deze beschrijving is de historie van de NCHP wel zeer beknopt samengevat. Immers, een aantal brancheverenigingen in grote ondernemingen was ook betrokken bij de oprichting van de NCHP.

*In Nieuwsbrief 15e jaargang nummer 3 september 2002 van de Vakbondshistorische Vereniging VHV schreef Frits van Schaik: “Henk van der Schalie overleed vrijdag 30 augustus 2002. Hij is van grote betekenis geweest voor wat ik gemakshalve noem: het georganiseerde middelbaar en hoger personeel. Hij heeft niet alleen aan de wieg gestaan in 1974 van wat nu de vakcentrale Unie mhp heet, maar reeds in de jaren daarvoor, ontwikkelde hij zich tot spreekbuis van, in eerste instantie, het hoger personeel. Als geen ander onderkende hij de tamelijk kwetsbare positie daarvan. Daarom trad hij, werkzaam als functionaris bij Philips in Eindhoven, in 1969 toe tot de nog kleine organisatie van de Vereniging Hoger Philips Personeel Eindhoven. In de jaren 1972 en ’73 was hij werknemersvoorzitter van de Centrale Ondernemingsraad van het Philips-concern. In deze jaren deed zich een grote doorbraak voor van het hoger personeel. Onder leiding van Henk van der Schalie ontstonden niet alleen bij het Philips-concern in Nederland, maar in veel andere bedrijfstaken, verenigingen van hoger personeel. Dit had tot gevolg, dat Henk in 1973 de eerste voorzitter werd van de Federatie Hoger Philips Personeel en een jaar daarna voorzitter van de Federatie Hoger Personeel in de Metaal en Elektrotechnische Industrie.

*Door deze ontwikkeling begon de in 1966 opgerichte Nederlandse Centrale van Hoger Personeel -een relatief kleine organisatie- sterk te groeien. Men had nu een professionele voorzitter nodig en wie lag er meer voor de hand dan Henk van der Schalie? In 1974 werd hij benoemd door de sterk groeiende organisatie -van 15.000 tot 35.000 leden- tot de eerste bezoldigde voorzitter. Henk’s volgende initiatief was in 1974, de werknemersorganisaties binnen dit gespreksplatform, waaronder zijn ‘eigen’ NCHP te verenigen in een centrale werknemersorganisatie, de Raad van Overleg van Middelbaar en Hoger Personeel, de huidige vakcentrale Unie MHP. Zijn grote verdienste is, dat hij zo’n dertien werknemers-groeperingen heeft weten te bundelen tot een landelijke werknemersorganisatie van middenkader en hoger personeel. Dat betekende in sociaaleconomisch Nederland een fenomeen: sinds het eind van de Tweede Wereldoorlog een nieuwe vakcentrale. Verder wist hij te bewerkstelligen, dat de vakcentrale in 1976 lid werd van de Sociaal Economische Raad en een paar jaar later werd toegelaten tot de Stichting van de Arbeid. Alom werd hij geprezen om zijn kundig inzicht in sociaaleconomische vraagstukken. Henk was de MHP in optima forma die uitstekend overweg kon met zijn naaste medewerkers op bureau-niveau.                                                                  Henk is 79 oud geworden

*In “Een visie ter visie ontwerp voor een visieprogramma van het Nederlands Katholieke Vakverbond [1975] is een verwijzing te lezen met betrekking tot veranderingen in de werknemersgroep en het ontstaan van de NCHP. Ik citeer: “In de actuele discussie rond het Nederlandse vakbewegingsbestel wordt…pluriformiteitsgrond naar de voorgrond geschoven. Dit heeft reeds tot bepaalde praktische consequenties geleid. Bovendien wordt in sommige beschouwingen tegenwoordig ook een nieuw element genoemd als mogelijke basis voor een andere indeling van de vakbeweging. In het eerste geval ging het om de maatschappelijke laag of groepering, waartoe de te organiseren werknemers behoren, als basis voor aparte organisaties. In het verleden heeft dit motief vooral er toe aanleiding gegeven, dat een aantal vakbonden als categorale organisaties buiten de vakcentrales bleven. Meestal was het gecombineerd met andere factoren, zoals het beroepseigene, de enge doelstelling, de neutraal-pragmatische opstelling. De oprichting en groei van een aparte centrale voor hoger personeel (N.C.H.P.), en het door deze genomen initiatief om samen met een aantal categorale organisaties een Raad van Overleg voor Mediaal en Hoger Personeel te vormen, geven een nieuw accent aan de pluriformiteitsgrondslag. Het doen prevaleren van deze groepseigenheid boven de solidariteit met de overige categorieën van werknemers heeft-naast een aantal andere voorgewende redenen-een rol gespeeld bij het uittreden van de Unie B.L.H.P en de B.V.A. uit het N.K.V. en het zoeken van aansluiting bij de genoemde Raad van Overleg…” In de definitieve versie, met de titel “visie nkv” [2-1-1978] is, deze passage niet overgenomen.

*mijn collega-gepensioneerde Hans Huis in ’t Veld, die zo vriendelijk was deze bijdrage te lezen, wees mij erop dat ik de fusie van De Unie en VHP niet had vermeld. Dat was toch wel een belangrijke gebeurtenis in de vakbondshistorie van de vakcentrale MHP/VCP.                   De Unie BLHP had kort na de eeuwwisseling de letters BLHP geschrapt. “De Unie” was al kort na de oprichting als ‘roepnaam’ ingeburgerd. De naam NCHP was gewijzigd in VHP. De Unie werd de roepnaam van de nieuwe bond voor middelbaar en hoger personeel. En elf jaar later sloot de Beroepsorganisatie Banken en Verzekeringen aan bij De Unie.

*De ontwikkeling van de organisatiestructuur van de vakcentrale voor middelbaar en hoger personeel was heel anders dan de MHP-voorzitter Henk van der Schalie voor ogen stond. In “Henk van der Schalie-gewikt en gewogen” lezen we: “Toch is de structuur, vergeleken met negen jaar geleden, niet noemenswaardig gewijzigd. Er zijn weliswaar, als gevolg van onder meer fusies, minder organisaties dan in 1974, maar nog steeds werken de twee MHP-bonden die beide in het bedrijfsleven opereren, de Unie BLHP en NCHP, naast elkaar. Van der Schalie vindt dit maar niks. Daarvan heeft hij nooit een geheim gemaakt. Bij verschillende gelegenheden, zowel in het openbaar als intern, heeft hij pleidooien gevoerd voor een structuur die die tot op zekere hoogte vergelijkbaar was met die van de FNV en het CNV. Daarmee doelde hij op een vakcentrale MHP die zou moeten bestaan uit een industriebond MHP, onderwijsbond MHP, gezondheidszorgbond MHP enz. Dit streven is hem, wanneer daarvan weer eens gewag maakte, nimmer in dank afgenomen. De tijd is kennelijk nog niet rijp voor de door hem gewenste structuurwijziging…”