Het geheugen van de vakbeweging


Herinneringen van Kees Marges – 24

Van der Louw akkoord

Geen man gedwongen de havenpoort uit

Gedurende een aantal jaren hadden we telkens moeten reageren op door werkgevers aangekondigde en gedwongen ontslagen. De aanleiding van die ontslagen lag bijna altijd in de containerisatie van lading. En het daaraan gekoppelde (a)sociale beleid van de overslagbedrijven, aangestuurd door de multinationals, gericht op vermindering van het aantal stukgoedwerkers.
Die ontslagen moesten we dan met discussies en acties ongedaan of acceptabel maken in de zin zoals we bedoelden met: geen man gedwongen de havenpoort uit. Dat betekende dat het vrijwillig akkoord gaan met ontslag aantrekkelijk gemaakt moest worden door een aanvaardbaar inkomen aan te bieden voor de periode tussen ontslag en begin van het pensioen. Daarnaast moesten we zien te bereiken dat een aantal stukgoedwerkers kon overstappen naar de SHB, de havenpool van stukgoedwerkers, die dezelfde arbeidsvoorwaarden hebben als de reguliere stukgoedwerkers, ook als er geen werk voor ze is. De loonkosten van de SHB werden voor een deel gefinancierd uit het Algemeen Werkloosheidsfonds, bekend als het AWf. Dat kostte veel geld want de SHB stond garant voor het loon van de werknemers, ook al was er geen werk. En met meer werknemers in dienst van de SHB zouden meer havenwerkers hun loon, ook als er geen werk was, doorbetaald moeten krijgen. Dat vereiste aanvulling van de pot waaruit die lonen betaald moesten worden.

Inkomen tot pensioengerechtigde leeftijd

Volgens de gesloten akkoorden bestond het inkomen van havenwerkers die de haven verlieten uit een Werkloosheidsuitkering, door de werkgevers aangevuld tot 85% netto van het normale loon. Die werkloosheidsuitkering moest dus betaald worden uit het fonds waaruit alle werkloosheidsuitkeringen betaald worden, het AWf. Omdat het fonds daar oorspronkelijk niet voor was bedoeld, moest de Minister van Sociale Zaken ook daarvoor een aanmerkelijk bedrag naar het fonds overmaken. En dus was er telkens overleg met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid nodig om de Minister over te halen dat geld te storten. De eerste Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid die daartoe bereid was, was Joop den Uyl.

Doel Algemeen Werkloosheidsfonds

Natuurlijk kon je je afvragen of het AWf wel bedoeld was om de ‘normale’ WW-uitkering te verlengen tot een periode die de maximum duur van de WW-uitkering, 2 jaar, te boven ging en daarom Verlengde WW-uitkering heet. Bij de allereerste confrontatie met dit type ‘oplossing’, vonden Ger Ros en ik allebei dan ook dat het WW-fonds niet bedoeld was om een probleem op te lossen dat ondernemers / werkgevers hadden gecreëerd. Zij zouden zelf die gehele uitkering vanaf ontslag tot pensioen, of tot de VUT-gerechtigde leeftijd (dat maakte in de praktijk nauwelijks verschil), moeten betalen. Vonden wij. Maar dat zou nog veel meer en langere stakingen hebben vereist, ook bij de nieuwe bedrijven van dezelfde concerns die ook de stukgoedbedrijven bezaten, ECT en Unitcentre. Als we dat al voor elkaar hadden kunnen krijgen.

Alleen met stakingen bij ECT en Unitcentre zouden we de grote concerns onder druk hebben moeten zetten, want zij streken wel de winsten op van de containerisatie maar draaiden niet op voor de sociale kosten van de verandering waar zij verantwoordelijk voor waren. Dus zouden we de werknemers van ECT en Unitcentre hebben moeten overtuigen om actie te voeren, inclusief staken. Dat leek een onbegaanbaar pad, nog afgezien van de juridische problemen. Denk aan de ‘derde-arresten’, uitspraken van rechters tegen bonden die acties en stakingen uitroepen bij bedrijven waar het personeel zelf geen conflict heeft met zijn werkgever.

AWf redde ook de stukgoedbedrijven

De stukgoedwerkgevers hadden, op één na, nooit op hun jaarlijkse begroting geld gereserveerd voor de betaling van de VUT aan vervroegd uittredende havenwerkers. Dus het ging eigenlijk ook om het overnemen door het AWf van de VUT-verplichtingen van de stukgoedwerkgevers. En daarmee, om het redden van bedrijven van de ondergang via een faillissement. De regelingen die we afdwongen waren dus niet alleen goed voor werknemers, het redde ook een aantal stukgoedbedrijven. Voor beperkte tijd, want uiteindelijk werd het stukgoed dat ene grote sterfhuis.

Van probleemoplossend naar probleemvoorkomend beleid

Op enig moment brak het besef door, mede gestimuleerd door een opmerking van Minister Albeda die niet steeds voor het blok gezet wilde worden om extra geld in het AWf te storten, dat we niet telkens een in wezen voorspelbaar probleem zouden moeten blijven oplossen pas als het zich echt voordeed. We zouden naar de toekomst moeten gaan kijken: welke inkrimpingen van het personeel konden we bijvoorbeeld de eerstvolgende 5 jaar verwachten? Dus kwam er na de Commissies 1 (omvang) en 2 (oplossingen), een Commissie 3: toekomst.

Voorzitter Commissies in Rotterdam en Amsterdam

Voor die laatste nog te vormen commissie moesten wij een voorzitter zoeken. Piet de Ruyter, die de commissie 1 en 2 had voorgezeten, was niet meer beschikbaar. Het werd André van der Louw, voormalig Burgemeester van Rotterdam, voormalig Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en voormalig voorzitter van het bestuurlijk orgaan Rijnmond. Later moesten we een voorzitter zoeken voor een soortgelijke commissie in Amsterdam. Die commissie kwam er op aandringen van de kaderleden in Amsterdam, die daar een soortgelijk resultaat als we in Rotterdam hadden bereikt, ook graag zouden zien. In de praktijk kwam het er op neer dat we al een oplossing hadden maar het daarbij behorende Amsterdamse probleem nog moesten zien te formuleren. Uiteindelijk kregen we de werkgevers in Amsterdam zover dat zij een dergelijke commissie voor die haven ook wel aantrekkelijk vonden. Na wat speurwerk vonden we in Arie Lems een geschikte kandidaat. Ik kende hem in zijn functie als fractievoorzitter van de PvdA in de gemeenteraad van Rotterdam. Hij was ook de door de OR voorgedragen commissaris bij de GEM. De Scheepvaart Vereniging Noord (SVN) stemde namens de werkgevers ook in. De samenwerking met Lems verliep voor ons wat soepeler dan met Van der Louw, die zich veel formeler opstelde. Ik kon dat beoordelen omdat ik in beide commissies functioneerde.

Het Van der Louw akkoord begint met de doelstelling: “Het principeakkoord heeft tot doel om zodanige maatregelen te nemen dat het kwantitatieve werkgelegenheidsprobleem, dat zich in de periode tot en met 1990 zal voordoen in het Rotterdamse stukgoed, zodanig wordt opgelost dat tot en met 1996 geen gedwongen ontslagen behoeven plaats te vinden” Dit hield in dat de werkgevers verplicht waren er alles, echt alles, aan te doen om te bereiken dat gedurende vijf jaar geen gedwongen ontslagen zouden vallen. Geen inspanningsverplichting, zoals werkgevers beweerden om onder de harde verplichtingen uit te komen, maar volgens ons een resultaatverplichting voor werkgevers. Dat was een zeer essentieel verschil.

De hele tekst van het Rotterdamse akkoord, plus uitleg per artikel, heb ik indertijd aan alle leden in de stukgoedsector, ook Amsterdam, toegestuurd. De tekst van mijn circulaire was ook bekend bij de SVZ en leverde nooit bezwaar op. Op die tekst en de totstandkoming ervan kom ik in een volgende aflevering van mijn herinneringen uitvoerig terug.

Verjonging

De berekeningen hadden aangetoond dat er 1300 man in de komende 5 jaar ‘overbodig’ zouden worden als gevolg van containerisatie van de lading die op de moderne containerterminals geladen of gelost zou gaan worden. De traditionele stukgoedterminals gingen daardoor werk en inkomsten verliezen. Beide zou naar de containerterminals gaan, die eigendom waren van dezelfde concerns. De overblijvende stukgoedwerkers hadden een hoge gemiddelde leeftijd. Met het verzoek van de SVZ om 200 extra havenwerkers in staat te stellen voor vrijwillig ontslag of overplaatsing te kiezen, waardoor er 200 arbeidsplaatsen voor jongeren beschikbaar kwamen, gingen wij akkoord.

Lange voorbereiding voor de laatste onderhandelingsronde

De besprekingen in de Commissie van der Louw duurden een half jaar. Ze begonnen eind 1984. Tot de laatste vergadering op 29 juni 1985 kwamen we ongeveer maandelijks als totale Commissie bij elkaar maar veel voorbereidend werk werd in kleinere werkgroepen gedaan. Intern werd vanuit die werkgroepen gerapporteerd. Eén werkgroep was ingesteld om vast te stellen hoe groot de behoefte was aan stukgoedwerkers in de komende vijf jaren. Dat moest gebeuren voor elke goederensoort. Voor de ene soort heb je per ton meer stukgoedwerkers nodig dan voor iets anders. De ene soort lading lost of laadt sneller dan de andere. Ook moest rekening worden gehouden met het gemiddelde oponthoud wegens weersomstandigheden en met afwezigheid van werknemers wegens ziekte. De meeste van die gegevens waren in beginsel wel voorhanden, omdat planning en indeling voor de actuele werkzaamheden toch al elke dag moest worden gedaan.

Ook moest een keuze worden gemaakt voor de niet-stuurbare ontwikkeling van de economie. Het Gemeentelijk Havenbedrijf maakte toen nog goederenstroom-modellen, waarmee de te verwachten hoeveelheden lading voor alle sectoren berekend werden op basis van verschillende economische ontwikkelingen. Als het economisch goed gaat in de wereld en in Europa, is er sprake van een grotere overslag van goederen dan wanneer het slecht gaat. De keuze werd gemaakt voor de midden-variant. We noemden dat peildatumberekeningen, omdat ze voor verschillende momenten, de peildata, gemaakt werden, om de trend te kunnen vaststellen. Het was een hele klus en wij waren heel blij dat we een deskundig kaderlid hadden wiens werk het was om elke dag de ploegindeling te maken passend bij al die verschillende ladingen. Zijn naam is al eerder gevallen: Frans Dijkman van Kroonvlag.

Laatste vergadering

Aan sommige van die vergaderingen en zeker de laatste plenaire vergadering deden ook vertegenwoordigers van de ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Economische Zaken deel. Daardoor zou de instemming van de Minister eigenlijk bijna bij voorbaat vaststaan als het resultaat ook de instemming of goedkeuring van deze topambtenaren zou krijgen. Zij hielden de Minister op de hoogte van de kant die de onderhandelingen opgingen en wisten waar de ministeriële grenzen lagen. Van der Louw werd bijgestaan door twee topambtenaren van het Gemeentelijk Havenbedrijf, wat ook betekende dat het Havenbedrijf zeer waarschijnlijk met het resultaat akkoord zou gaan als de topambtenaren instemden met het resultaat van het overleg in de Commissie.

Aan werkgeverskant namen vertegenwoordigers van de SVZ deel, met Foeke Kuiper als woordvoerder. Op zich een opvallende keuze om de Voorzitter van de SVZ daarvoor aan te wijzen, die nota bene als directeur van Multi Terminals Waalhaven (en Unitcentre) ook een concurrent was van andere stukgoedbedrijven, en niet de eerste onderhandelaar van je eigen organisatie. Aan werknemerskant namen van het CNV deel Cees Zwijnenburg en een nieuwe jonge bestuurder. Aan onze kant Kees Voormeulen, Kees van Nimwegen, Martin Spanjers en ikzelf als onze woordvoerder. Dat had ook Kees Voormeulen of Ger Ros kunnen zijn, maar in de teambespreking werd ik op voorstel van Ger Ros aangewezen. Dat verraste mij. Ik nam mij voor dat de finale tekst de kern van ons beleid ‘Geen man gedwongen de havenpoort uit´ ongeschonden moest worden opgenomen, eventueel met andere woorden. Dat was de kern van ons beleid en mijn prioriteit.

In de allereerste vergadering van de Commissie Van der Louw wilde die nieuweling van het CNV reageren op een opmerking van mij. Omdat ze vlak naast mij zaten, zag ik dat Cees Zwijnenburg, dikwijls erg anti-FNV, die jongen een schop tegen de enkels gaf terwijl hij hem fluisterend maar luid genoeg voor mij beval: “Houd je mond, Marges spreekt ook voor ons”. De voorzitter zat naast ons aan het hoofd van de lange tafel en hoorde het ook. Een veelbelovende start dus.

Van der Louw wilde na 2 uur al klaar zijn

Van der Louw opende de vergadering om 18.00 met het uitspreken van de wens om na 2 uur, dus om 20.00 uur, de finale conclusie te kunnen trekken. Er was al  veel werk gedaan door de werkgroepen en tijdens de plenaire vergaderingen van de Commissie, en veel van wat in de finale tekst zou komen te staan was al eens eerder opgenomen geweest in teksten voor eerdere oplossingen die aangekondigde gedwongen ontslagen moesten voorkomen. Nu zou alles samengevoegd worden in één werkgelegenheidsakkoord voor de toekomst. Dat liep toch wat anders dan Van der Louw hoopte. Er bleek toch over veel punten nog geen definitieve overeenkomst te bestaan. Dus moest er nog echt onderhandeld worden. Niet alleen over de definitieve tekst van de oplossingen voor de opdracht dat niemand gedwongen de havenpoort uit zou hoeven te gaan, maar toch ook over de kern van ons beleid.

De zucht van Foeke Kuiper

De woordvoerder aan werkgeverskant, Foeke Kuiper, die immers de directeur was van Multi Terminals Waalhaven en Unitcentre, waar stukgoedwerkers bij in dienst zouden kunnen treden als ze vrijwillig overplaatsing aanvroegen, slaakte ergens halverwege de avond een heel diepe zucht en boog daarbij zijn door zijn handen ondersteund hoofd heel diep richting tafel en zei: “Waarom mogen wij in de haven geen havenwerkers ontslaan, en waarom mogen ze bij de IJsselwerf hier een paar kilometer vandaag zo maar 1200 man op straat zetten”. Die dag was namelijk bekend geworden dat die scheepswerf in Capelle 1200 man ging ontslaan. Zonder erg veel weerstand van de vakbonden in die sector, was de indruk. Althans, daar bleek tot op dat moment in de media niets van. Niemand reageerde op die verzuchting, maar iedereen dacht volgens mij ongeveer hetzelfde: de kracht van de havenbond, met een strijdbare achterban om dat tegen te houden.

Schorsingen

Het spreekt vanzelf dat er behoorlijk wat schorsingen plaats vonden voor intern delegatieberaad. Wij hadden het voordeel dat in een zaaltje naast de grote vergaderzaal een aantal leden zaten waaronder kaderleden zoals Frans Dijkman, enkele bondscontactmannen plus Ger Ros, als sparringpartners. De meesten haakten af naarmate het langer duurde, zeker toen we in de afrondende fase kwamen en we nog eens alle afspraken de revue lieten passeren, maar Ger Ros bleef de hele nacht paraat voor de schorsingen. Dat hielp mij en andere delegatieleden om onze argumentatie te verscherpen en wat meer druk op de werkgevers te leggen. Die raadpleging tussentijds konden wij weer gebruiken alsof we de vertegenwoordigers van de hele achterban ‘effe’ hadden geraadpleegd. Maar zover hadden we het nou ook weer niet geregeld.

Onderhandelingen afgerond?

Ergens om 2 uur, misschien 3 uur in de ochtend, leek het erop dat we klaar waren, want uit-onderhandeld. Sommigen begonnen hun tassen al te pakken, maar namens de werknemersdelegatie stond ik erop dat we, voor we naar huis gingen, het resultaat nog even punt voor punt zouden doornemen, zodat we allemaal hetzelfde verstonden onder wat we waren overeengekomen. Wat ik al had verwacht, gebeurde. Bij veel punten bleek er verschil van interpretatie te bestaan. Dus noteerden de neutrale ambtenaren (en wijzelf ook natuurlijk) de tekst zoals we die uiteindelijk gezamenlijk interpreteerden. Later zouden we aan de hand van dat lijstje een uitvoeriger tekst gaan maken voor ondertekening en verder gebruik voor rapportage aan de achterbannen.

Het resultaat, samengevat

Kort samengevat kwam het resultaat  op het volgende neer:

  • Drastische vermindering aantal stukgoedwerkers met 1500 man
  • Geen gedwongen ontslagen komende 5 jaar
  • Middelen om dat mogelijk te maken waren o.a.:
    • vrijwillige vertrekregeling voor 56-jarigen en ouder, op basis van 75% bruto loon = 85% netto loon, verplicht voor stukgoedwerkgevers, vrijwillig voor alle andere sectoren
    • vrijwillige overplaatsing naar groeisectoren, inclusief om/bijscholing
    • beperkt verplichte aanname van stukgoedwerkers bij vacatures in groeisectoren, d.w.z. bij deelname andere sectoren geldt vervangingsplicht van 1 op 2: bij opvulling vacatures geldt dat tenminste 1 van 2 vervangers uit het stukgoed moet komen
  • per 1-1-1986 arbeidstijdverkorting van 5% die arbeidsplaatsen oplevert, werkgevers betalen 3,2%, werknemers 1,8% van basis-maandsalaris
  • dat levert 11½ vrije dag op, keuze in minuten per dag of roostervrije dagen, regelen in overleg met de OR
  • uitbreiding SHB, kost o.a. meer geld van het Algemeen Werkloosheidsfonds, vereiste nog toestemming Minister, zoals bij vorige soortgelijke regelingen

Op zaterdagochtend 29 juni 1985, ongeveer om half acht, stonden we buiten. Dit zou voorlopig de laatste overeenkomst moeten zijn om de effecten van de containerisatie op de werkgelegenheid van stukgoedwerkers acceptabel te maken. Dachten we. Samen zouden we de week erna met de werkgevers de formele tekst gaan opstellen, die rondgestuurd zou worden. En voor komende maandagavond hadden we al een vergadering met kaderleden gepland om hen het resultaat te presenteren en uit te leggen, en hun mening te vragen. Die mening zou zwaar wegen bij de leden, die er uiteindelijk ja of nee tegen zouden moeten zeggen. Dus die vergadering was cruciaal. Intussen verspreidden de media het nieuws over een akkoord (dat natuurlijk nog geen akkoord was, zolang de leden het niet hadden goedgekeurd) over het hele land en dus ook in de haven.

Pittige discussie met kaderleden

De kadervergadering in een kroeg-met-zaal ergens aan de Slinge op Zuid, was levendig. Zeer levendig zelfs. We hadden een samenvatting gemaakt om uit te delen. Ik hield mijn toelichting zo kort mogelijk. Het technische gedeelte van het voorlopige akkoord leek veel op wat we eerder hadden afgesproken. Het belangrijkste discussiepunt was het inleveren van 1,8% voor de arbeidstijdverkorting. De kaderleden hadden ons ‘weggestuurd’ met de opdracht dat werknemers niet nog eens mee moesten betalen aan het oplossen van de sociale problemen. Die waren het gevolg van beslissingen van ondernemers en waarvan de ondernemers zelf vooral de opbrengsten in de vorm van meer winst op de overslag van lading in containers in hun zak staken.

Oppassen voor spelletjes werkgevers

Eigenlijk was ik het wel eens met die redenering van de kaderleden. Sterker, we moesten uitkijken dat de werkgevers geen spelletje met ons ging spelen, door telkens opnieuw ontslagen aan te kondigen en ons te dwingen een deel van de prijs van een noodzakelijke arbeidstijdverkorting te laten betalen, om gedwongen ontslagen te voorkomen. Maar als we die weg in de Commissie Van der Louw op waren gegaan en we niet meer bereid zouden zijn een stukje van de prijs van de atv te betalen, zou er ook geen akkoord zijn gekomen. Dat zou in dit stadium nog erger voor de stukgoedwerkers zijn. Zoals zo dikwijls: het was kiezen tussen ‘slecht’ en ‘nog slechter’. Maar wij gingen ervan uit dat dit het laatste akkoord was om de komende 5 jaar gedwongen ontslagen te voorkomen. Het zou dus volgens ons ook de laatste keer zijn, om mee te moeten betalen aan arbeidstijdverkorting die noodzakelijk is om een probleem dat ondernemers / werkgevers veroorzaken, op te lossen.

Betalen of ontslagen worden zonder akkoord?

Uiteindelijk was mijn stelling dat de werknemers door 1,8% in te leveren, het werk van enkele honderden stukgoedwerkers de komende 5 jaar veilig zouden stellen. ‘Aan jullie de keuze’ eindigde ik één van mijn antwoorden op kritiek die door sommige kaderleden was geuit. Uiteraard was ik niet de enige die het woord voerde namens de delegatie, ook Kees Voormeulen en Kees van Nimwegen deden mee aan de soms scherpe discussies. En uiteraard Ger Ros, als voorzitter van de bijeenkomst en van de bedrijfsgroep. Paul Rosenmöller, die in de lange aanloop naar dit moment ooit een rol had gespeeld als lid van het actiecomité dat ons in 1979 als bondsbestuurders fel bestreed, maar daarna als kaderlid het bondsbeleid had verdedigd, was ook in de zaal. Niet meer als kaderlid, maar in dienst van de Vervoersbond FNV. Hij zat toen in de opleiding om bestuurder te worden in de bedrijfsgroep wegvervoer. Hij had niet aan de laatste onderhandelingen meegedaan. Maar ook hij gaf zijn steun aan het resultaat.

Het spreekt vanzelf dat het ons als delegatie goed deed dat uiteindelijk een ruime meerderheid van de kaderleden akkoord ging. En natuurlijk was de pers er als de kippen bij om dit resultaat bredere bekendheid te geven.

Definitieve tekst zorgde voor weer een conflict

Na de kadervergadering gingen Kees van Nimwegen en ik met vertegenwoordigers van de SVZ de definitieve tekst van het akkoord opstellen. Dat ging op enig moment helemaal fout. De werkgeversdelegatie ontkende dat de werkgevers akkoord waren gegaan met het niet mogen ontslaan van stukgoedwerkers. Ze gebruikten daarbij allerlei soorten argumenten die we tijdens de onderhandelingen ook al hadden gehoord, maar die er toen niet toe hadden geleid dat werkgevers wèl havenwerkers mochten ontslaan. Zij probeerden alsnog onder de essentie van het akkoord uit te komen: geen gedwongen ontslagen. Wij hebben enkele malen moeten dreigen het overleg over de finale tekst te stoppen en in de kantines uitleg te gaan geven. Dat zou ongetwijfeld tot korte of lange werkonderbrekingen hebben geleid. En het zou de ambtenaren en via hen de Minister, niet hebben gestimuleerd om opnieuw geld beschikbaar te stellen. Integendeel.

Wij hebben op enig moment ook de gemeente gewaarschuwd dat het akkoord geen akkoord bleek te zijn en dat de gemeente en de Nehem beter nog even kon wachten met het definitief beschikbaar stellen van geld voor de reorganisatie en verhuizingen van terminals in de haven. Dit leidde in het stadhuis, bij het Havenbedrijf en bij de Nehem, tot allerlei reacties die gemeen hadden dat ze zeer verbaasd en niet blij waren. Ik denk dat ons beroep op de gemeente en onze aankondiging verslag te gaan doen in de kantines, de SVZ weer op het juiste spoor hebben gebracht. Uiteindelijk kwam er een tekst waar we het allemaal over eens waren, zonder een concessie onzerzijds op het recht van ondernemers werknemers te ontslaan. Dat element, dat werkgevers ‘hun recht’ (zo zagen zij dat) hadden verloren om werknemers te ontslaan, kwam later nog eens hard terug bij een rechtszaak van de ondernemingsraad en de Vervoersbond FNV tegen de directie van MTR. Vanuit ondernemerskring werd later ook erkend dat ze hun ‘recht om te ontslaan, zoals zij dat zagen, toen kwijt waren geraakt.

De definitieve tekst plus toelichting heb ik kort daarna in een circulaire naar de betrokken leden, ook in Amsterdam, toegestuurd.

Uitleg in kantines

Na de onderhandelingen, het voorlopige resultaat ervan en het oordeel van de kaderleden, kregen we de voorlichting in de kantines. We stelden weer een info groep in, bestaande uit kaderleden en bestuurders, om het resultaat in de kantines uit te leggen en te verdedigen. We noemden dat deze keer niet ‘motivatieteam’. De discussies waren soms verhit. Er was een opmerkelijk verschil met soortgelijke discussies een jaar daarvoor. Paul Rosenmöller, die toen nog aan de kant van het actiecomité stond en de bond fel bekritiseerde, stond nu aan de ‘andere kant’ en verdedigde het akkoord met verve, zonder zelf bij de laatste onderhandelingen te zijn geweest.

Onenigheid over atv-in-minuten over hele dagen

Gebruikelijk was dat de arbeidstijdverkorting zodanig wordt georganiseerd dat het uitgedrukt kan worden in hele werkdagen, ofwel dagen vrijaf. Als je vervolgens al die dagen van alle werkenden bij elkaar optelt kom je op aan aantal dagen, dat opgevuld moet worden met werknemers. En dat aantal vermindert het aantal overbodige werknemers. Tijdens de onderhandelingen, zo’n beetje op het laatst, wilden de werkgevers de manier waarop de arbeidstijdverkorting zou worden toegepast, in overleg met de ondernemingsraad vaststellen. En aan hen de keuze overlaten of die extra vrije tijd door arbeidstijdverkorting in dagen zou worden omgezet of in minuten per dag.

Volgens ons was dat een onzinnige gedachte, want dat zou betekenen dat de atv geen extra arbeidsplaatsen zou opleveren. We hadden daar in de kleine uurtjes van die zaterdagochtend nog over gebakkeleid, maar hebben uiteindelijk op het gezonde verstand en inzicht van de ondernemingsraden vertrouwd, om zo’n voorstel af te wijzen. Blijkbaar dachten een aantal ondernemers dat ze hun OR wel zo gek zouden krijgen om de atv in minuten vast te stellen. In een aantal gevallen leidden zulke pogingen later tot veel ongenoegen bij OR’en en bij havenwerkers. En moesten er hier en daar nog acties of dreigingen daarmee aan te pas komen om die eigenwijze ondernemers van hun pesterijtjes af te houden, zoals bij Multi Terminals Waalhaven, het bedrijf waar de woordvoerder van de SVZ, Kuipers, zelf aan het roer stond.

Uitslagen referenda

Na het Van der Louw akkoord te hebben afgerond en nadat er ook een soortgelijk akkoord in Amsterdam was bereikt, hebben de collega’s die de cao-onderhandelingen voerden vrij snel die onderhandelingen kunnen afronden. Begin oktober 1985 werden de resultaten van de referenda onder de leden bekend: in Rotterdam was de uitslag 70,7% vóór, inclusief het Van der Louw akkoord, en in Amsterdam 59,7% vóór, formeel nog zonder werkgelegenheidsakkoord, alhoewel de gemaakte voorlopige afspraken al wel bekend waren. Dat werd later afgerond en aanvaard. Dus in beide havens waren de stukgoedwerkers akkoord met de bereikte resultaten. Daarna kon de uitwerking en toepassing beginnen. We zouden af zijn van die pogingen van de werkgevers om werknemers zonder sociaal aanvaardbare regeling op straat te gooien. Maar zelfs toen probeerden werkgevers weer onder hun verplichtingen uit te komen. Daarover later veel meer.

Ceremoniële ondertekening

Nadat de onderhandelingen in Amsterdam ook tot een akkoord hadden geleid, werd voor 10 december 1985 een ceremoniële ondertekening georganiseerd. Wij hadden op die dag kaderleden uit alle sectoren bij elkaar in een vergadering, om met elkaar een gewenst beleid voor de toekomst te bespreken. Ger en ik kozen er voor daar bij te blijven. Kees Voormeulen en Paul Rosenmöller gingen wel naar de ceremoniële ondertekening, voor het oog van de camera’s en schrijvende pers.

Naast minister van Sociale Zaken De Koning, zijn (zie foto) ook te zien Kuiper, de Voorzitter van de SVZ en eerste onderhandelaar namens de werkgevers voor het Van der Louw akkoord en de directeur van de SVZ, Zeebregts, normaliter hun chef-onderhandelaar. Uiteraard ook de voorzitters van de Commissies in Rotterdam en Amsterdam, Van der Louw en Lems. Piet Kloosterman bleek voor het zetten van een formele handtekening het Federatie bestuur te vertegenwoordigen in plaats van de op het allerlaatste moment verhinderde Arend Drenth, de voorzitter van de bond. Via deze link is de interessante tekst die Arend Drenth van plan was uit te spreken te lezen. Ik weet niet of Piet Kloosterman die tekst toen heeft kunnen gebruiken.

SVZ enthousiaste ondertekenaar

Toch opmerkelijk, die nadrukkelijke aanwezigheid en instemming van de vertegenwoordigers van de Rotterdamse werkgevers in de haven, Kuiper en Zeebregts. “Geen vuiltje aan de lucht, geweldig akkoord”, lieten ook de SVZ en de havenondernemers blijken door hun prominente aanwezigheid en enthousiaste ondertekening. Huichelachtig als je weet hoe het akkoord aan een zijden draad was komen te hangen door sabotage van werkgeverskant bij het opmaken van de finale tekst. Met de ceremoniële ondertekening verklaarden ook de werkgevers zich akkoord met de inhoud. Inclusief de rekenmethodes voor de toekomstige werkgelegenheid, waar ze later weer allerlei vraagtekens bij zetten. Hun enthousiasme voor het akkoord was ook huichelachtig in aanmerking nemende dat toen al aan een fusie tussen drie stukgoedbedrijven, Triton gedoopt, werd gedacht dat volgens werkgevers noodzakelijk tot ontslag van weer enkele honderden mensen zou moeten leiden, ondanks het Van der Louw akkoord. Noem je zoiets niet een dubbele tong? Of was er grote onenigheid binnen de SVZ?

Ook een opmerkelijk moment was, dat de Minister het Van der Louw akkoord als voorbeeld stelde voor andere bedrijfstakken als ook daar tot aanpassing van het aantal werknemers gekomen moet worden als gevolg van de toepassing van nieuwe technologie, zonder over te gaan tot ontslagen. De havenwerkgevers slikten ook dat en glimlachten bevestigend. Toen ik die waardering voor het Van der Louw akkoord later in de krant las, vroeg ik me af of de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ook bedoelde dat hij ook daar financieel zou bijspringen via het Algemeen Werkloosheidsfonds.

Op 25 juli 1985 heb ik de volledige tekst plus uitleg per artikel door middel van een circulaire aan alle stukgoed leden die in de Rotterdamse en Amsterdamse havens werkzaam waren, toe gestuurd.  Deze circulaire is ook naar de SVZ gestuurd en heeft, voor zover ik mij kan herinneren, nooit enig bezwaar opgeleverd. Als de werkgevers wel bezwaar zouden hebben gehad, had dit zeker in de verschillende kranten gestaan. Ik heb er niets over gevonden.

Paul Rosenmöller vervangt Kees Voormeulen

Kees Voormeulen had kort voor de laatste onderhandelingen voor het Van der Louw akkoord kenbaar gemaakt dat hij om privé-redenen wilde stoppen als bestuurder bij de Vervoersbond FNV. Hij kon in dienst treden bij de Abvakabo, de ambtenarenbond. Wij vonden dat heel jammer maar hadden daar ook begrip voor, want het was een slopende baan met telkens weer acties. Een baan die meer uren vergt dan over een lange periode op te brengen zijn. Eens raakt de tank leeg. De waardering bij collega’s, kaderleden en andere havenwerkers voor zijn inzet was groot. Samen met Kees van Nimwegen, in voetbaltermen: onze spitsen in de strijd voor behoud werkgelegenheid, had hij in het stukgoed gezorgd voor een noodzakelijk bewustzijn bij de havenwerkers, leidend tot een actiebereidheid die solide genoeg was om als basis te dienen voor goede onderhandelingsresultaten. Zijn opvolger zou gebruik kunnen maken van alle motivatie en mobilisatiewerk van Kees Voormeulen om daarop samen met Kees van Nimwegen verder te kunnen bouwen en resultaten te bereiken.

Discussie over vervanging

Paul Rosenmöller volgde inmiddels bij de Vervoersbond FNV een inwerkingstraject  voor de bedrijfsgroep wegvervoer. Maar toen Kees Voormeulen ging vertrekken en er niemand direct beschikbaar was om hem, met al zijn kennis en ervaring, snel op te volgen, en we Kees van Nimwegen niet konden opzadelen met een dubbel takenpakket, hoefden Ger Ros en ik niet erg lang na te denken om gesprekken te gaan voeren met de Algemeen Secretaris Martin van Rossum, om Paul de taken van Kees over te laten nemen. Nadat gebleken was Paul dat ook wel graag wilde, is Ger Ros het ‘gevecht’ aangegaan met de Algemeen Secretaris Martin van Rossum. Zo snel mogelijk hebben we daar ook het hele team van op de hoogte gesteld en voor niemand kwam dat als een verrassing. Integendeel.

Martin van Rossum en andere leden van het Bondsbestuur vonden het geen goed idee. Begrijpelijk, want benoeming van Paul als bestuurder stukgoed betekende dat een zorgvuldig opleidings- en inwerkingsplan voor Paul in het water viel. Dat plan was er ook op gericht om de kwaliteit van de groep regiobestuurders van de bedrijfsgroep wegvervoer op te krikken. Uiteindelijk konden wij Paul tot ons genoegen inlijven als bestuurder en hij kon onmiddellijk aan de slag, onder andere in het overleg in de Commissie van der Louw, die toch niet was opgeheven met bereiken van een akkoord, zoals eerder de bedoeling was geweest. Daarover later meer.

Kees Marges

September 2022

De tekst van het Vander Louw-akkoord is hier in een pdf-versie te downloaden


Dit is het 24ste verhaal in de serie Herinneringen van Kees Marges.
Klik hier voor de andere verhalen.