
Voor en na de Tweede Wereldoorlog
Scholing en vorming binnen de katholieke vakbeweging
In het K.A.B. Verslag “betrekking hebbende op de werkzaamheden gedurende de jaren 1939-1947” (1), wordt onder meer aandacht geschonken aan aan de activiteiten van de Ontwikkelingscentrale (2) en de Gewestelijke Sociale Scholen. Na de bevrijding is ook de Ontwikkelingscentrale van het Rooms Katholiek Werklieden Verbond (R.K.W.V.) herrezen. In 1941 was deze centrale opgeheven en toen het R.K.W.V. werd opgeheven zijn de activiteiten abrupt afgebroken.
In verschillende plaatsen werden in het geheim de Gewestelijke Sociale Scholen op de oude voet voortgezet. Vaak gebeurde dit als een activiteit van Katholieke Actie.
De Katholieke Arbeidersbeweging (K.A.B.) was de naoorlogse voortzetting van het R.K.W.V. en dus een centrale organisatie van katholieke beroeps- & vakverenigingen en diocesane standsorganisaties voor arbeiders. Deze organisatiestructuur was typisch katholiek en was anders dan de vakcentrales Nederlands Verbond van Vakverenigingen (N.V.V.) en het Christelijk Nationaal Vakverbond (C.N.V.). Dit had onder meer tot gevolg dat de vorming en ontwikkeling voor een groot deel een taak was van de diocesane bonden [standsorganisaties voor arbeiders], van organisaties binnen de begrenzing van de bisdommen.
Dit werd bevestigd in het bovengenoemde Verslag. Onder ‘Gewestelijke Sociale Scholen‘ is een opsomming gegeven van de oprichting van deze avondscholen in 1945 en 1946, verdeeld over de vijf bisdommen. Het aartsbisdom Utrecht: 19 plaatsen ; het diocees Haarlem 14 plaatsen; het diocees Den Bosch 12 plaatsen; het diocees Breda 6 plaatsen en het diocees Roermond 12 plaatsen. Niet vermeld is de sociale school in Breda specifiek voor kringleiders van de jongerenorganisaties KAJ en VKAJ. De lesboeken werden geschreven door medewerkers van de Ontwikkelingscentrale.
Terugloop deelname door militaire dienst
Voor deze vorming en ontwikkeling was veel belangstelling onder de jonge leden. Door de oproep in militaire dienst en uitzending naar Nederlands-Indië liep de deelname van jonge leden na enige tijd vrij snel terug.
Evenals voor de Tweede Wereldoorlog werd er les gegeven in de vakken: godsdienst, Nederlandse taal, sociologie, economie, vaderlandse geschiedenis, geschiedenis van de arbeidersbeweging, sociale en economische wetgeving en verenigings-boekhouden.
In het K.A.B. Verslag 1948-1954 werd een kort verslag opgenomen van de A.C. de Bruijn-stichting met een vermelding van de doelstelling, namelijk: eenvoudige schriftelijke en mondelinge leergangen, Gewestelijke Sociale Scholen, een sociale dagschool [het A.C. de Bruijn-Instituut te Doorn] en tal van andere activiteiten voor kaderleden en OR-leden, die we kunnen samenvatten onder de benaming syndicale voorlichting en vorming.
Credo Pugno
Naast de werkzaamheden van de Ontwikkelingscentrale kenden de afzonderlijke bij het NKAB aangesloten stands- en vakorganisaties hun eigen vormingswerk en voorlichting. (3) Met name de bonden en in het bijzonder de diocesane bonden hebben die taak uitgevoerd. Belangrijk was hierbij het zogenoemde Credo Pugno-werk. (4) Plaatselijk en soms parochieel werden diverse godsdienstige, sociale en economische onderwerpen in gespreksgroepen besproken.
In studiedagen en studieweekends kwamen bestuurs- en kaderleden bijeen en werden tal van onderwerpen inzake het (katholieke) vakbondswerk ingeleid en bediscussieerd. Grotere afdelingen organiseerden soms leergangen en korte cursussen. En dat alles gebeurde door vrijwilligers met enige steun van gesalarieerde bestuurders. Het NKAB leverde voor deze vormingsactiviteiten een bijdrage door middel van een vormingsprogram. In het verslag was te lezen: “Na de bevrijding heeft het Verbond telkenjare zijn vormingsprogram in het licht gegeven. Het initiatief daartoe ging uit van de cultuurdienst.” De interne cultuurraad en de godsdienstzedelijke raad van NKAB adviseerden samen bij de opstelling van het program. Het verslag bevat een overzicht van onderwerpen met enige toelichting die in de periode 1947 – 1955 aan de plaatselijke besturen werden aanbevolen. Uit een en ander blijkt duidelijk dat aan ontwikkeling, vorming en voorlichting veel aandacht werd besteed.
Geert Wagenaer
November 2024
Noten:
(1) Uitgave van de Nederlandse Katholieke Arbeidersbeweging [N.K.A.B.], Huis van den Arbeid, Oudenoord 12 – Utrecht
(2) Kreeg later de naam A.C. de Bruijninstituut
(3) Zie het K.A.B. Verslag 1948 – 1954, deel II, hoofdstuk I
(4) Credo Pugno betekent letterlijk “Ik geloof, ik strijd”. Het was het levensmotief van de katholieke voorman dr. Schaepman.
Zie ook W. van de Pas, Inzicht en verdieping, Geschiedenis van het ontwikkelingswerk van de Katholieke Arbeidersbeweging in Nederland, Utrecht 1955
