
Herinneringen van Kees Marges – 02
Rechtspraak aan boord
“De aanklager als rechter en de verdachte zonder recht op een advocaat”
Dit speelde eind 1968. In verband met een serieus technisch probleem met de motor, frequente carter explosies die maar niet voorkomen konden worden, wat we er ook aan deden, kwam de technisch hoofdinspecteur enige tijd met ons meevaren om het probleem effe uit de wereld te helpen. Dat lukte ook hem niet, maar wat wel lukte was dat hij de pest aan mij kreeg en ik aan hem. Niet lang nadat we verlost waren van onze superman en we weer op zee voeren, ging ik tijdens mijn wacht soms heel even naar het toilet. Om de een of andere reden was mijn biologische klok zo afgesteld dat ik elke keer tijdens de 8-12 wacht even naar boven moest. Eigenlijk mag je als wachtchef de machinekamer natuurlijk niet uit, maar de gevolgen van niet gaan konden ook aanzienlijk zijn. Tijdens een van mijn toiletloopjes kwam ik in mijn hut, waar tot mijn verbazing drie lege bierflesjes op mijn bureau stonden. Ik had die daar niet neer gezet en ik vroeg me af wie dat dan kon hebben gedaan. Of, had ik de afgelopen nacht vergeten ze weg te gooien? Maar dan zouden er veel meer hebben moeten staan, want van drie flesjes bier word je niet zo vergeetachtig. Ik gooide ze in mijn prullenmand waar lege bierflesjes altijd terecht kwamen en ging doen waar ik voor gekomen was. Een dag later kreeg ik de opdracht mij onmiddellijk na mijn wacht en douchen bij de Kapitein te melden. Geen flauw idee waarom. Ik douchte me snel en ging de trappen op naar de hut en het kantoor van de Kapitein. In dat kantoortje bevond zich ook de Hoofdwerktuigkundige die mijn hallo niet beantwoordde. Ik mocht niet gaan zitten en de andere twee gingen ook staan.