‘Dapper en strijdbaar, met compassie en vuur’
150 jaar Vrouwen in staking

Staken is van alle tijden en van alle mensen die vinden dat hun werksituatie moet worden verbeterd, èn kans zien daar zelf wat aan te kunnen doen. Het is het uiterste drukmiddel voor werknemers en werkneemsters als je met praten niet verder komt en de onderhandelingen zijn vastgelopen. Voor betrokkenen een zwaar middel, het vraagt om moed om in staking te gaan. Met vaak grote risico’s als gebrek aan loon, sociaal isolement, ontslag en vooral vroeger veel armoede. Bloedspannend, je stelt je kwetsbaar op maar samen ben je sterk.
Het beeld bij stakingen is nog steeds dat van mannen die de fabriekspoort uitlopen en niet dat van vrouwen die het werk neerleggen. Dat beeld is onvolledig.
Vrouwenstakingen
Sjaak van der Velden, de historicus die bijna alle stakingen in Nederland in kaart heeft gebracht, heeft ruim 500 stakingen van vrouwen gevonden. Dat is bijna 4% van het totaal aantal stakingen. Maar vrouwen waren ook in groten getale van de partij bij gemengde stakingen. En er waren vrouwelijke stakingsleiders. Geschiedenis gaat ook en vooral, over mensen. Dus voor zover bekend worden hier namen genoemd van vrouwen die in actie kwamen. Om die vrouwen die hun nek uitstaken weer een stem te geven.
Het merendeel van die vrouwenstakingen ging over primaire arbeidsvoorwaarden: tégen loonsverlaging, vóór loonsverhoging. Als je inzoomt, zie je meer. Er waren solidariteitsstakingen met mannen, en andersom. Er kwamen eisen bij tegen verhoging van de werkdruk en tegen flexibilisering van het arbeidscontract. Vrouwen eisten ook respect. Aanleiding, of oorzaak, was soms gedrag van een chef wat tegenwoordig ‘grensoverschrijdend’ zou heten. De eis: gelijk loon voor gelijk werk, werd overigens al in 1890 gesteld. Hier volgt een greep uit die geschiedenissen.
Solidariteit met de mannen
In 1882 was er in Leiden een bijzondere ‘sit-down’ staking bij katoendrukkerij De Heyder. De drukkers gingen in staking tegen een loonsverlaging. Toen bleek dat de mannen met ontslag werden bedreigd, staakten de vrouwen en meiden uit solidariteit ook hun werk. Ze weigerden de hele dag de fabriek te verlaten. Johanna Kwestroo, de vrouw van een van de stakingsleiders, schreef een briefje: ‘Als de mannen niet mogen werken en hun loon niet krijgen, willen wij niet aan het werk gaan want dan verergeren wij de toestand der mannen.’
Tegen loonsverlaging
Begin 1890 was er in Groningen een staking bij de vlasfabriek van Dumonceau, tegen loonsverlaging als gevolg van de nieuwe arbeidswet die in januari van kracht werd. Bovendien waren de spinsters en haspelaarsters kwaad over het brute gedrag van de opzichter. De eerste echte staking van fabrieksarbeidsters, 17 dagen lang. Deze arbeidswet beperkte de arbeidsdag in de fabriek tot 11 uur, in plaats van de gebruikelijke 13 of 14 uur. De arbeidsters die op stukloon werkten, hadden in december gevraagd om dat stukloon te verhogen, anders zouden ze er op achteruit gaan. De directie weigerde de lonen op peil te houden. De directie had weliswaar geprotesteerd tegen wet op de arbeidstijdverkorting, maar vooral omdat het geen pas gaf als jonge vrouwen ’s avonds om 7 uur al over straat liepen. Dat zou maar leiden tot zedeloosheid, dus die lange arbeidsduur was een weldaad voor de fabrieksarbeidsters, toch?
Een jaar later werd de invoering van de arbeidswet van staatswege geëvalueerd. Ook in Groningen werden betrokkenen verhoord. Maria Blaauw, 36 jaar, weduwe met 4 kinderen en werkzaam op de haspelzaal, kwam daarbij aan het woord. Ondanks het feit dat de staking in materiële zin niets had opgeleverd, merkte zij op dat alles ‘sedert dien tijd een portie beter is geworden’: er werden minder boetes opgelegd, en ook de verhouding met de opzichter was verbeterd, de arbeidsters werden minder uitgevloekt.
Solidair met de vrouwen die gelijk loon eisten

Veenarbeid in Appelscha. Turfsteken is seizoensarbeid en elk voorjaar moesten de contracten opnieuw worden gesloten. Veenarbeiders in Appelscha richtten in 1888 een vakvereniging op, ‘De Eendracht’. Maar de veenbazen wilden niet met de bond in overleg. Begin mei 1890 vroegen de veenarbeiders om hogere lonen voor de turfdroogsters. Daarmee zouden de vrouwen een loon verdienen, gelijk aan dat van de mannen. Dat werd geweigerd. Sterker nog, op de mannen werd ingepraat dat ze zouden worden ontslagen als hun vrouwen zouden gaan staken voor een beter loon. De mannen bleven echter solidair. Meer dan 200 vrouwen en 400 mannen staakten het werk. Staken betekende in die tijd: geen werk, geen loon, geen eten.
De vrouwen richtten op 14 mei 1890 hun eigen vereniging op, de ’Vooruit’. Janke van Vondel – Binnema, secretaresse van ‘Vooruit’, was met 63 jaar te oud om het zware werk in het veen nog te doen. Zij werd stakingswoordvoerster. De veenarbeidsters hielden de staking drie weken vol. Toen dwong de honger hen weer aan het werk te gaan. Op dat moment een verloren strijd, maar een jaar later werden de vrouwenlonen toch verhoogd, met 20%.

Baukje Pool, net twintig, was een van de stakende vrouwen. Haar verhalen zijn opgetekend door achterkleindochter Marianne Kootstra.i De belangrijkste lessen van Baukje Pool: Verenig je, toon solidariteit, leef naar je idealen en doe er iets voor.
De Twentse textielindustrie
In 1931-1932 was er een langdurige staking bij de textielfabrieken in Twente, tegen 10% loonsverlaging. De textielindustrie kent vanouds veel vrouwenarbeid. Van de 14.000 stakers was zeker 1/3 vrouw, dan hebben we het dus over minstens 4.500 fabrieksarbeidsters. Jo Zwijnenberg – haar ouders waren fabrieksarbeiders op een spinnerij – werkte in Enschede op het kantoor van De Eendracht, de grootste vakbond in de textiel. Jo ging vaak de fabrieken langs en had een goede band opgebouwd met de vrouwelijke leden. De twee mannelijke vakbondsbestuurders waren dag en nacht in touw. Zij runde het kantoor, stond de pers te woord, organiseerde de bijeenkomsten voor de stakers en deed de administratie voor de wekelijkse stakersuitkeringen. De Eendracht had 7.500 leden in staking, de weerstandskas was daar niet op berekend en er moest met steunlijsten worden gewerkt, elke week weer.

De staking werd na 6 maanden verloren. Een kwart van de leden van de Eendracht en bijna alle leden van de textielarbeidersfederatie van het NAS, werden ontslagen. Bij de confessionele vakbonden was de schade minder groot. Jo Zwijnenberg, na de oorlog vakbondsbestuurder voor de confectie-industrie in Amsterdam, had het er vijftig jaar later nog over, dat deze staking zo’n uitputtingsslag was geweest. De verslagenheid, de honger, en de grote werkloosheid achteraf.
Gelijk loon voor gelijke arbeid
In Amsterdam was in 1949 een staking bij de WSBZ, de wasserij-, schoonmaak-, badhuizen, en zwembaden-inrichtingen. De ‘wasbad’ was een gemeentelijke dienst – een idee van SDAP wethouder Floor Wibaut uit 1920, om de hygiëne op scholen en kantoren beter te kunnen garanderen. Daarvóór was dit werk uitbesteed aan schoonmaakbedrijven, met wisselend resultaat. Nu was er bij de gemeente Amsterdam in 1947 een regeling tot stand gekomen dat mannen en vrouwen voor hetzelfde werk hetzelfde loon zouden krijgen. Uitgezonderd de werksters. De vrouwen verdienden 60 cent per uur. Toen er vanwege een tekort aan schoonmaaksters ook mannen werden aangenomen, kregen die 86 cent. De gemeente erkende wel dat de vrouwenlonen te laag waren, maar voelde zich als gevolg van de geleide loonpolitiek niet bij machte daar iets aan te doen. Het overleg tussen de bonden en de gemeente was begin januari vastgelopen. 500 vrouwen gingen in staking en hielden dat 8 weken vol (11 januari – 7 maart 1949). Ook de 23 werksters van het stadhuis deden mee: de vervuiling werd op die manier, ook voor het gemeentebestuur, concreet zichtbaar.

De schoonmaaksters kozen uit hun midden een stakingsleiding van 12 personen, met onder andere Ali van Dijk en Ali Tolhuys. Deze laatste werd voorzitster. Zij werkte op een school met 700 leerlingen. Dat betekende, behalve vloeren schrobben en boenen, voor dag en dauw met zware kolenkitten sjouwen om in alle lokalen de kachels aan te maken. De eis van de staaksters was: iedereen in loongroep 1 – dus niet meer in loongroep 0, èn gelijk loon. Het ging hierbij ook om respect. Ali Tolhuys zei het zo: ‘Gedegradeerd te worden als mens tot nul? Ik wens geen nul te zijn in het leven, het gaat om een principiële kwestie. Staken is om de verdommenis geen pretje, dat doe je niet zomaar. Het is een wapen dat je grijpt als je niet anders meer kan’. Het resultaat was uiteindelijk een dubbeltje meer, van 60 naar 70 cent per uur.
Fabrieksarbeid in Oost-Groningen
In 1969 staakten 30 vrouwen en meisjes bij sigarenfabriek Champ Clark in Nieuwe Pekela. Toen de mannen daar een tientje loonsverhoging kregen, wilden de vrouwen dat ook. Fré Meis, vakbondsman uit de EVC, hielp de meiden hun eisen te formuleren. In 2013 maakte TV programma Andere Tijden er een film over.

Bekender is de staking van 350 vrouwen in 1973 bij de ritssluiting fabriek Optilon in Winschoten. Gelijk loon was een cao-eis van de Industriebond NVV en het was een staking vóór de cao, niet speciaal tegen dit bedrijf. De vrouwen bij Optilon namen de cao-eis serieus, maar de Industriebond bleek het als wisselgeld te zien en werd door de staking overvallen. Tiny Veenstra van het NVV Vrouwensecretariaat bij de vakcentrale NVV, reisde wel meteen af naar Winschoten. De staaksters trokken ook naar Amsterdam, naar het kantoor van de werkgevers in de confectie-industrie. Om een petitie in te dienen, ‘niet om over het weer te praten’. Daarna trokken ze in de stromende regen door de stad. De feministes van Dolle Mina stonden langs de kant te juichen. Martha Nap en haar collega’s die in de stakingsleiding hadden gezeten, kregen een jaar later wel de Wilhelmina Druckerprijs, uitgereikt door weekblad Libelle. Over deze staking heeft Andere Tijden in 2004 een film gemaakt.
Misschien nog wel belangrijker is de impact van deze staking op de uiteindelijke totstandkoming van de wet Gelijk loon voor mannen en vrouwen (WGL) van 1975. Ad Knotter: ‘Hoewel de eisen van de Optilon-vrouwen uiteindelijk door de vakbonden werden genegeerd en de gelijke beloning niet in de confectie-cao van 1973 werd opgenomen, zorgden de staking en de beweging daar omheen, gecombineerd met pressie vanuit de EEG, voor een doorbraak in de implementatie van de EEG-richtlijn over gelijke beloning in Nederlandse wetgeving. In 1974 werd een ontwerpwet Gelijke beloning ingediend, die in het jaar daarna van kracht werd.’ii
Vrouwen die stakingen leiden
Ook waar het stakingen betrof waar vooral mannen actief waren, treffen we vrouwelijke stakingsleiders aan. Drie voorbeelden.

1977. Bij de landelijke staking voor behoud van de APC, de Algemene Prijscompensatie, was de jamfabriek De Betuwe in Tiel aangewezen als één van de speerpuntbedrijven. Paulien van der Linden, bestuurder bij de Industriebond in vooral mannensectoren, werd stakingsleider. Het was haar eerste staking. Voor de werknemers van ‘Flipje Tiel’ – Flipje was de mascotte van de jamfabriek – was het ook de eerste keer dat ze het werk neerlegden. Het werd een gesmeerde actie en de mannen in Tiel raakten zo op Paulien gesteld dat ze haar na afloop een levensgrote mascotte hebben bezorgd. Ook toen Paulien al jaren wethouder in Utrecht was, hing Flipje nog steeds thuis in de gang.
1980. FNV in verzet tegen de loonwet die tot loonmatiging zou moeten leiden. Dit was een regelrecht ingrijpen in de loononderhandelingen waar de vakbeweging uiteraard tegen in het geweer kwam. Ook de Dienstenbonden deden mee, met 600 stakers en staaksters in ruim 50 bedrijven. Dat veel bankemployés ook in staking gingen, maakte de meeste indruk. Marianne Ramak, onderhandelaar voor de banken-cao, was stakingsleider bij een 24-uursstaking van 100 werknemers van de ABN, in de Vijzelstraat in Amsterdam, waar nu het Stadsarchief zit.
1983. Het jaar van de grote staking van ambtenaren en trendvolgers tegen 3,5% loonsverlaging. In totaal ging het om meer dan 70.000 stakingsdagen. Ambtenaren in staking, daar zaten ongetwijfeld veel vrouwen bij. Maar in de geschiedschrijving worden de ambtenarenstakingen ingekleurd door de mannen van de brandweer, de postbodes en de vuilnisophalers. Ria Caljouw was begin 1983 als districtsbestuurder bij de AbvaKabo in dienst gekomen en stond in Dordrecht. Het werd haar vuurdoop. Op 3 november was er een demonstratie met 3500 mensen en 130 voertuigen in de binnenstad, alle gemeentelijke diensten inclusief het gemeenteziekenhuis, de politie en de PTT deden mee. Bij de gemeentelijke reiniging gingen 112 mensen 4 dagen in staking.
Boter bij de vis in Katwijk

In 1990 brak er een opmerkelijke staking uit in Katwijk. Opmerkelijk, omdat dit christelijke vissersdorp geen stakingstraditie kende. En omdat het een staking was tegen flexibilisering van de arbeidscontracten. De vrouwen van de avondploeg van de visverwerker Ouwehand, oproepkrachten, dreigden overgedaan te worden aan een uitzendbureau. Gedoe met overuren, ongevallen, ongelijke rechten op kledinggeld en onvoldoende doorbetaling bij ziekte, was al jaren een doorn in het oog van Peter de Groot, bestuurder bij de Dienstenbond. Toen kaderlid Dicky Monster bij de bond aanklopte ging Peter de Groot meteen naar Katwijk om met 60 vrouwen te overleggen wat ze wilden doen. Staken dus, ze waren het zat en ze wilden hun goed recht. Hun leus was ‘Kniertje in opstand’. Na een week onderhandelen lag er een akkoord, de vrouwen van de avondploeg kwamen net als de andere werknemers, onder de cao te vallen.
Intermezzo, staking afgewend
In 1997 is een staking in de metaalnijverheid op de valreep voorkomen. Dit was het werk van Saskia van Hoek, onderhandelaar bij één van de grootste cao’s (300.000 werknemers). Nog op 20 januari 1997 zat de zaak muurvast. Er waren protestbijeenkomsten op 10 locaties in het land. Saskia dreigde de werkgevers met een staking. ‘Als er maandag tijdens de vijfde onderhandelingsronde nog geen toenadering komt, zijn acties onvermijdelijk. Wie niet horen wil, moet voelen’. Met opgestroopte mouwen stond ze op de zeepkist. Toch wist ze, strijdbaar en tactvol, die maandag een akkoord te bereiken. De omzetting van de VUT naar pre-pensioen, inclusief langer doorwerken, was niet tegen te houden. Maar terwijl de werkgevers eerder niet meer dan 0,5% loonsverhoging hadden geboden, was het resultaat nu bijna 3%. Geld verdiend voor de leden en voor duizenden werknemers geen stakingsstress. Geld bespaard voor de bond, de stakingskas kon weer voor andere acties worden ingezet.
Nogmaals de schoonmaak

2010 was het jaar van de landelijke staking bij de schoonmakers, van Groningen tot Maastricht. Judy Lock, schoonmaakster op Schiphol, en Christine Monk, schoonmaakster bij het Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam, voerden 9 weken de campagne ’Schoon Genoeg’. Een estafettestaking waar bij elkaar 1400 actievoerders m/v aan meededen. Judy Lock was medeonderhandelaar. Eisen: meer loon, scholing en net als in 1949: respect.
De meeste schoonmakers hebben een flexibel contract bij een schoonmaakbedrijf en werken elders op locatie: bij de NS, Schiphol, ziekenhuizen, bankgebouwen. Sinds 2008 was Judy de stuwende kracht achter menige demonstratie van schoonmakers op Schiphol. ‘Ik kan niet tegen onrecht’ was haar simpele motivatie. De werkdruk nam bij elk nieuw schoonmaakcontract toe en de werknemers betaalden de prijs. Eigenlijk was het een staking tegen uitbesteding en doorgeschoten marktwerking, waar mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt het meest de dupe van worden. Resultaat: 3,5% loonsverhoging over twee jaar, en een cursus Nederlands. Tweede resultaat: toegenomen zelfvertrouwen. Judy: ‘we zijn zichtbaar geworden, we hebben laten zien dat we ons niet laten uitknijpen’. Supertrots waren Judy en Christine toen ze in november dat jaar, met vakbondsbestuurder Mari Martens, naar Japan reisden, waar ze in Nagasaki van de Internationale vakbondskoepel Uni Global Union de prijs kregen voor de beste campagne van de afgelopen 5 jaar.
Acties in de Winkelstraat

2025. Al jaren is er actie gevoerd door de medewerksters van de Bijenkorf, vooral bij de filialen in Amsterdam en Rotterdam. Het was een strijd voor leefbaar loon. Nog in 2023 werden er bruto uurlonen betaald van 12 of 13 euro. De vrouwen gingen de straat op ‘voor 14’. Op 28 januari 2023 kregen de verkoopsters van de Bijenkorf voor hun strijd voor betere lonen en meer respect, de Karin Adelmundprijs van de FNV. Per 1 mei 2025 hebben ze eindelijk een nieuwe cao, met loonsverhoging, vooral voor de minima.
Linda Vermeulen, FNV bestuurder voor de Winkelstraat: ‘Het betreft voornamelijk vrouwen. Ik denk wel 85 %. Verbetering van het minimumloon betekent een verbetering van de lonen van vrouwen. Omdat vrouwen in de meerderheid zijn bij de minimumloon-verdieners in NL. Ook als je kijkt naar onze actie tegen de buffelboete. 75 % van de mensen die vanaf 2025 meer belasting betalen en dus een lager netto loon krijgen, is vrouw. Achtergrond: deze belastingmaatregel betreft parttimers en dat zijn in meerderheid vrouwen. Ergo: dit kabinet belast vrouwen meer. Dit kabinet verlaagt de (netto) lonen van vrouwen, waardoor de loonkloof groter wordt.’
Apotheekmedewerkers

Het begon in september 2024 met stiptheidsacties en gaandeweg werd er ook gestaakt, een dag in oktober, in november, twee dagen in januari 2025. De sector was het actievoeren voor een beter loon al een generatie lang verleerd. Na maanden hard werken, demonstreren en staken onder het motto ‘de loonkloof in de apotheek, een bittere pil’, kregen apotheekmedewerkers in mei 2025 eindelijk een goede cao. En, vergeet dit resultaat niet: zelfvertrouwen! Zoals Angelique Damsteeg, actievoerder bij de recente stakingen, duidelijk heeft gemaakt.
Het was niet de eerste keer dat apotheekmedewerkers in actie kwamen. Bea van der Linden vertelde dat zij al vanaf begin jaren ’70, niet hebben stilgezeten. ‘Maar de allergrootste actie was de demonstratieve bijeenkomst in 1989 in De Flint in Amersfoort, onder het motto: Ons recept is beter.’ Apothekersassistenten waren toen nog trendvolgers. Ze eisten: Gooi ons uit de trend. Geef 5%. Door het achterblijven van de salarissen kozen steeds minder jonge mensen voor de opleiding en liep het tekort aan apothekersassistenten op, wat een grotere werkdruk betekende. 700 assistenten, bijna 10% van alle werkenden in het beroep, werden daar in 1989 toegesproken door FNV bestuurder Karin Adelmund en Lodewijk de Waal, voorzitter van de Dienstenbond. Wil de Vries, voorzitter groepsbestuur gezondheidszorg, stond op het podium. Ook zij was 16 mei bij de vriendenbijeenkomst van de VHV om over hun strijd van toen te vertellen.
Overeenkomst en Verschil?
Deze korte opsomming geeft geen antwoord op de vraag of stakingen van vrouwen anders verlopen dan die van mannen, of wat overeenkomsten en verschillen zijn. Je zou kunnen zeggen dat vakbonds(vrouwen)geschiedenis wat dit betreft nog ‘in de kinderschoenen’ staat. De eisen en de resultaten van een staking zijn wel bekend, veelal vergelijkbaar, die komen redelijk overeen. Maar wat is de invloed van de sector en het type beroep? In de havens, de bouw en de industrie, sectoren waar mannen met enige regelmaat hun loononderhandelingen met stakingen kracht bijzetten, ligt dat anders dan bij dienstverlenende beroepen. Lading in een schip en bakstenen op de bouwplaats hebben er minder last van dan schoolkinderen in vervuilde klaslokalen, klanten in de winkel en patiënten in de apotheek. Betekent dat, dat vrouwen extra belemmeringen moeten overwinnen om hun eisen kracht bij te zetten, gehoord en gezien te worden? En moeten vrouwen in een dienstbaar beroep meer werk verzetten om voor hun rechten op te komen? Meer inspanningen leveren voordat ze van zichzelf en hun omgeving, in actie mogen komen? En wat was de rol van de verwachtingspatronen, zowel bij de staaksters, de mannen in hetzelfde bedrijf en in de vakbond, hun familie en de publieke omgeving waarin de actie zich afspeelde?
De conclusie van dit korte overzicht is dat actievoeren vaak loont. Is het niet direct, dan soms wel op termijn. Maar ook, staken gaat een mens niet in de koude kleren zitten. Het vergt durf, uithoudingsvermogen en de overtuiging dat het je goed recht is om je nek uit te steken voor rechtvaardigheid. De materiële en immateriële winst maakt het meestal de moeite waard.
Floor van Gelder
Augustus 2025
Foto bovenaan de pagina: Chris Pennarts, Apothekersassistenten in De Flint in Amersfoort, 1989
i Marianne Kootstra, Dwarsliggers in Appelscha. Over veenstakers, armoede, dienstweigeraars en sociale verheffing. Leeuwarden 2023
ii Ad Knotter, ongepubliceerd manuscript
iii Diederik Olders en Sjaak van der Velden, RESPECT. De staking van de schoonmakers in 2010. Uitgave van het wetenschappelijk bureau van de SP, 2010