
80 jaar Stichting van de Arbeid
De Stichting van de Arbeid en de gijzelaars van St. Michielsgestel
Een dubbel jubileum
Dat 80 jaar geleden de Stichting van de Arbeid (STAR) werd opgericht en dat 5 jaar later, in 1950, ook de Sociaal-Economische Raad (SER) ontstond, wordt dit jaar terecht herdacht. Een dergelijk jubileum moet je niet ongemerkt voorbij laten gaan. Het is juist een reden om eens stil te staan bij het poldermodel en om de oorspronkelijke bedoeling van het overleg tussen de sociale partners nog eens uit te lichten. In een tijd van het uitvergroten van tegenstellingen in de samenleving is het meer dan welkom om overlegorganen waar aan een gezamenlijk draagvlak wordt gewerkt, in het zonnetje te zetten.
Bijzondere Jubileumbijeenkomst
Op woensdag 29 oktober 2025 is er een gecombineerde raads- en stichtingsvergadering met de voltallige Raad, oud-voorzitters van de SER en de Stichting van de Arbeid en met andere speciale gasten. Daaronder Koning Willem-Alexander en minister-president Schoof.
De SER en de Stichting van de Arbeid worden sinds hun oprichting gedreven door hun bijdrage aan de overlegeconomie, gericht op de toekomst van Nederland langs de weg van samenwerking. Tijdens het programma wordt hierover gesproken met diverse gasten, kijkend naar verleden, heden én toekomst.De jubileumbijeenkomst in Sint-Michielsgestel heeft plaats tussen 14.30 en 16.00 uur. Hij is te volgen via een livestream. Vooraf aanmelden is hiervoor wel vereist: doe dat via deze link.
Waarom in Sint-Michielsgestel?
Als de Brabantse dorpen Sint- Michielsgestel en Haaren ergens van bekend zijn geworden en in de naoorlogse collectieve herinnering zijn verankerd, is het als gijzelaarsoord tijdens de Tweede Wereldoorlog. Op 4 mei 1942 werden 460 Nederlanders gearresteerd en geïnterneerd, later kwamen daar nog enige honderden bij. Veel prominente Nederlanders hebben enige weken tot zelfs jaren gevangen gezeten in het grootseminarie in Haaren en in het kleinseminarie Beekvliet in Sint-Michielsgestel. Acht gijzelaars zijn, als represaillemaatregel voor aanslagen in Rotterdam en Twente, daadwerkelijk gefusilleerd, waaronder drie NVV’ers uit Overijssel.
Maar, de founding fathers van de Stichting van de Arbeid (StvdA), de liberaal Dirk Uipko Stikker, directeur van Heineken, en NVV-voorzitter Evert Kupers, staan niet op de namenlijst van geïnterneerden en een afspraak over de Haagse overlegtafels kan dus moeilijk daar zijn gemaakt.
Wie waren de gijzelaars?
Notabelen, de elite van Nederland: vooraanstaande politici, wetenschappers en geestelijken, advocaten en ondernemers. Dat is het beeld van de gijzelaars van Sint-Michielsgestel. Dat daar ook tientallen vakbondsbestuurders bij zaten wordt meestal niet of nauwelijks vermeld. Een uitzondering vormt het onderzoek van Madelon de Keizer uit 1979i. Zij noemt wel enkele vakbondsmensen.
Een gijzelaarskamp is geen concentratiekamp en vergeleken met bijvoorbeeld Buchenwald, waar een aantal gijzelaars al eerder als krijgsgevangene vast had gezeten (onder andere de CNV’ers Herman Amelink, Cees Smeenk en Antoon Stapelkamp) was Sint-Michielsgestel minder slecht.
Maar de gijzelaars waren wel allemaal ‘Todeskandidat’, zoals de voorzitter van de SER, Kim Putters, op 5 oktober 2025 in het TV-programma Buitenhof nog in herinnering riep.

Wat deden zij om de tijd te doden?
In Buchenwald was de gewoonte ontstaan om lezingen te organiseren. Bekend is de 1 mei rede van Willem Drees uit 1941 over de betekenis van begrippen als socialisme en democratie. Dat idee, om kennis en ideeën te delen met medegevangenen, werd in Sint-Michielsgestel weer opgepakt. Met zoveel intellectuelen binnen het prikkeldraad was het niet moeilijk om een uitgebreid programma in elkaar te draaien en elke dominee gaf er wel een bijbelcursus. Maar ook politici en hoogleraren organiseerden reeksen cursussen en discussies over politiek, geschiedenis en economie.
Discussies en gespreksgroepen
In Sint-Michielsgestel werd de belangrijkste gespreksgroep, om de Duitsers te misleiden, de Sociologische Studiegroep genoemd. Hier deden veel sociaaldemocraten aan mee. Zij spraken uitgebreid over het verleden en de toekomst van de politieke volksvertegenwoordiging en de sociaaleconomische bedrijfsorganisatie. De verzuiling kon bij verschillende groepen intellectuelen op weinig sympathie rekenen. Voor zover het ging over de politieke en economische crises van vóór de oorlog was de overheersende opinie kort samengevat: dat nooit weer. Dat de Duitsers verslagen zouden worden en de bezetting zou eindigen, daar ging men in 1942-1943 wel van uit.
De vraag hoe het na de bevrijding verder zou moeten, lag dus van begin af aan op tafel. De kring rond de vrijzinnig democraat Ir. Willem Schermerhorn bijvoorbeeld, dacht een ‘doorbraak’ te kunnen realiseren met een nieuwe Nederlandse Volksbeweging (NVB) en een grotere rol voor de overheid. Er werd nagedacht over welke nieuwe ordening passend zou zijn bij ons volkskarakter. In de ogen van velen, vooral naarmate men langer zat opgesloten, was de vooroorlogse verzuiling achterhaald. Iedereen deelde immers hetzelfde lot en de saamhorigheid tussen mensen uit verschillende maatschappelijke groeperingen – ‘bubbels’ zouden we nu zeggen – was daardoor toegenomen. Wat de economische verhoudingen betreft gingen de gedachten uit naar bedrijfsvrede en samenwerking in plaats van klassenstrijd, waardoor stakingen niet meer nodig zouden zijn. Schermerhorn werd in 1945 minister-president van het kabinet Schermerhorn-Drees. In 1946 was hij medeoprichter van de Partij van de Arbeid.
Wat dachten de vakbondsbestuurders hiervan?
Voor de inleidingen van de Sociologische Studiegroep werden ook enkele vakbondsbestuurders uitgenodigd. Henk van den Born, voorzitter van de Algemene Nederlandse Metaalbewerkersbond (ANMB), sprak in 1942 over Het Sociale Vraagstuk. Hij toonde zich geen voorstander van welke vorm van corporatieve ordening dan ook, maar pleitte voor verbeteringen in de sociale wetgeving. Ko Suurhoff, directeur van het Documentatiebureau van het NVV, Antoon Stapelkamp, voorzitter van het CNV, en Jos Veldman, afkomstig uit de diocesane beweging en bestuurder van het Rooms Katholiek Werklieden Verbond (RKWV) spraken zich juist wel uit voor een ordening van het bedrijfsleven, respectievelijk naar socialistische, christelijke en katholieke snit. Herman Amelink, secretaris van het CNV, heeft zich niet ingelaten met dit eliteberaad, afkerig als hij was van het doorbreken van de oude verzuilde structuren. Over de vorm en de uitvoering van een corporatieve ordening van het bedrijfsleven werd door vakbondsmensen nog heel verschillend gedacht.
Dankzij of ondanks Sint Michielsgestel?
De vraag in hoeverre er directe, of indirecte, verbanden tussen de discussies in het gijzelaarskamp en de oprichting van de StvdA te vinden zijn, is hiermee nog niet beantwoord. Wat betreft het tijdsverloop van de gevangenschap, zou het best kunnen dat het gedachtegoed, daar ontwikkeld, al tijdens de bezetting van ’40-’45 naar de buitenwereld doorsijpelde. Veel gijzelaars werden na verloop van enige tijd immers weer vrijgelaten. Zo stond A.C. de Bruijn, de voorzitter van het Rooms-Katholiek Werklieden Verbond (RKWV), na een week of vier alweer buten de poort. De discussies in de Sociologische Studiegroep waren, toen hij in Beekvliet gegijzeld was, nog niet eens gestart. De Bruijn was echter al vóór de oorlog aanhanger van de Publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (PBO). Bovendien zat hij, net als Stapelkamp, vanaf 1938 in de Commissie van Overleg, bestaande uit drie vertegenwoordigers van de werkgevers en drie van de werknemers, verdeeld over de drie zuilen.ii Amelink en Stapelkamp kwamen eind 1942 vrij, Suurhoff en Van den Born pas in de loop van 1943.
De verblijfsduur van de gegijzelde vakbondsbestuurders is heel verschillend en de reden waarom iemand werd vrijgelaten, is niet altijd duidelijk. Van de katholieke bestuurders van het RKWV en aangesloten bonden, waren acht van de negen personen in 1942 alweer vrij. Alleen van Henk Kuiper is de reden bekend: zijn vrouw beviel begin juni ’42 van hun 13e kind en met een briefje van de dokter kon hij weer naar huis. Van de dertien CNV’ers zijn er minstens negen in 1942 vrijgelaten en drie in 1943. Er zijn achttien namen bekend van gegijzelde NVV’ers. Van de vijftien mannen die niet waren gefusilleerd werden er maar twee in 1942 vrijgelaten, de overigen pas in 1943 of 1944. [lijst gegijzelden]
Raad van vakcentralen
Tijdens de oorlog werd er vooral in vakbondskringen buíten het gijzelaarskamp nagedacht over meer samenwerking tussen de verschillende vakcentrales. Dit leefde al langer, zeker bij het NVV, omdat men daar van mening was dat de sociaaleconomische belangen van de arbeiders beter gediend werden als je verenigd de werkgevers tegemoet trad dan verdeeld. Kupers bleef ook in de illegaliteit niet stilzitten. Maar de ‘eenheid’ kwam, door druk van de confessionelen, niet verder dan een federatieve Raad van Vakcentralen. In 1943 kwam een Reglement van Samenwerking tot stand, ontworpen door A.C. de Bruijn. Het antwoord van de werkgevers liet niet lang op zich wachten.
De aanloop naar de Stichting van de Arbeid
De naam Stichting van de Arbeid dateert eveneens uit 1943. De Stichting kreeg in belangrijke mate vorm door de onvermoeibare inspanningen van werkgeversvoorman Stikker. Omdat de bierindustrie door de Duitsers van levensbelang werd geacht, werd Stikker niets in de weg gelegd. Niet alleen was zijn inkomen daardoor gegarandeerd en kon hij een illegaal fonds instellen voor financiële steun aan werkloos geraakte vakbondsmensen zoals Kupers. Ook was zijn actieradius letterlijk gegarandeerd – hij hoefde zijn auto niet in te leveren. Zodat hij moeiteloos Kupers van zijn onderduikadres kon ophalen om mee naar Den Haag te rijden voor overleg met de Directeur-Generaal van de Arbeid, Dr. Ir. A.H.W. Hacke, een topambtenaar van het Ministerie van Sociale Zaken. Of om in Utrecht een bezoek te brengen aan aartsbisschop De Jong voor een vertrouwelijk gesprek over de noodzaak om ook na de bevrijding de ‘geestelijke bindingen’ te handhaven. Hier geen sprake van een doorbraak, van de groepering rond Schermerhorn moest Stikker niet veel hebben.
De oprichting van de StvdA

Op 7 mei 1945, koud twee dagen na de bevrijding, verscheen er een openbare verklaring:
‘Het uur der bevrijding is aangebroken. Wij dragen weer eigen verantwoordelijkheid. Ons Vaderland is verarmd en leeggeplunderd. Maar de weg tot opbouw en herstel is vrij. Werkgevers en werknemers, beseft hierbij Uw taak, dat is de taak om in eendrachtige samenwerking te arbeiden aan de opbouw van ons land.’
Met andere woorden, het is nu geen tijd voor revolutie of radicalisering. De bevolking moet van de straat worden gehouden, het puin moet worden geruimd, de schade hersteld en daar moet hard aan worden gewerkt. Stikker en Kupers hebben dit kunnen toelichten via de radio. Zij gingen op 15 mei op audiëntie bij koningin Wilhelmina om haar bij te praten. Twee dagen later zaten ze bij de notaris om de stichtingsacte te tekenen. Er waren dertien ondertekenaars: bovenaan stonden de vooroorlogse leiders van de werkgeversorganisaties en van de middenstands- en landbouworganisaties (die niet eens aan het beraad met de directeur-generaal van de Arbeid hadden deelgenomen). Deze ondertekenaars kregen gemiddeld meer dan twee regels tekst om al hun functies aan te duiden. Pas daarna kwamen de voorzitters van de drie grote vakcentrales, Kupers, De Bruijn en Stapelkamp met elk een korte aanduiding van hun functie. Helemaal onderaan stond Dr.Ir. Hacke.
De verwachting…

Het doel van dit overlegorgaan was om op vrijwillige basis de bestaande klassentegenstellingen te overbruggen zonder dat er sprake was van overheidsdwang. De Stichting wilde aanvankelijk ook regelingen op het gebied van sociale verzekeringen, lonen en andere arbeidsvoorwaarden tot stand kunnen brengen. Maar de overheid gaf het wetgevingstraject niet uit handen. Voor het NVV was het wel even slikken dat de economische medezeggenschap in de statuten geheel onder tafel was verdwenen. De vakbonden bleken echter bereid om af te zien van werknemersmedezeggenschap in het beheer van de onderneming, wanneer ze op nationaal niveau als gelijkwaardige overlegpartner zouden worden beschouwd. Formeel was de Stichting democratisch, zij het getrapt gekozen uit de georganiseerde werkgevers en werknemers. Maar in feite was het bestuur van de StvdA aan niemand verantwoording verschuldigd.
…en wat daar van terecht kwam
De geschiedenis van de Stichting van de Arbeid laat zien dat veel van de hoogdravende verwachtingen niet zijn uitgekomen. Meer dan een gerenommeerd adviesorgaan van de regering is het niet geworden. Lonen en arbeidsvoorwaarden zijn in hoge mate rechtstreeks tussen vakbonden en bedrijven of bedrijfstakken tot stand gekomen. Als daar een staking voor nodig was wanneer het overleg was vastgelopen, dan werd er gestaakt. Hoezeer de geleide loonpolitiek dat proces in de beginperiode ook aan banden heeft willen leggen.
De vraag of de sociale partners als gelijkwaardige overlegpartner hebben kunnen functioneren is niet het onderwerp van deze beschouwing. Die vraag kan beter beoordeeld worden door de talloze (oud-) collega’s die jarenlang in de Stichting hebben onderhandeld en compromissen hebben gesloten. Om te beginnen, de lezing die Lodewijk de Waal in 2018 op een vriendenbijeenkomst van VHV en SBI hierover heeft gehouden.
Concluderend
De tweede wereldoorlog is een belangrijke factor geweest in de realisatie van de Stichting van de Arbeid, een belangrijk orgaan van het Nederlandse poldermodel. Maar of de gijzelaars van Sint Michielsgestel daarin een doorslaggevende rol hebben gespeeld? Sint Michielsgestel, als de plaats waar het allemaal is begonnen?
Het jubileum had met evenveel recht, of misschien nog wel beter, gehouden kunnen worden in de voormalige Heineken Brouwerij aan het tweede Weteringplantsoen te Amsterdam, destijds het domicilie van medeoprichter Dirk Stikker.
Floor van Gelder
met dank aan Jacques van Gerwen
Oktober 2025
i Madelon de Keizer studeerde in 1977 af met een doctoraalscriptie over Sint-Michielsgestel 1942-1944 aan de Universiteit van Amsterdam. Een bewerking van deze scriptie verscheen in 1979 als publicatie: Madelon de Keizer, De gijzelaars van Sint Michielsgestel. Een elite-beraad in oorlogstijd. Alphen aan de Rijn, Sijthoff, 1979.
ii Maarten van Bottenburg,‘Aan den Arbeid!’. In de wandelgangen van de Stichting van de Arbeid 1945 -1995. Amsterdam, Uitgeverij Bert Bakker, 1995.

