Het geheugen van de vakbeweging

Union busting in Nederland (1)

De angst voor de arbeiders

Union busting, het bewust tegenwerken van vakbondsvorming, is niet alleen een Amerikaans fenomeen: ook in Nederland worden vakbonden zeer regelmatig tegengewerkt. Vakbondsvrouw Linda Vermeulen legt aan de hand van haar eigen ervaring uit hoe bedrijven en zogenaamde ‘gele bonden’ samen optrekken om actievoerende medewerkers en echte bonden buitenspel te zetten.

Linda Vermeulen, auteur van dit artikel

Als tien winkeldirecteuren samen een plan opstellen om de werkzaamheden in hun bedrijven te verbeteren, wordt dat uitvoerig bejubeld. Het ministerie rolt de rode loper uit en de zakenbladen komen langs om een promopraatje op te tekenen. Maar als tien winkelmedewerkers samen een plan zouden presenteren voor beter werk, dan zou de wereld te klein zijn. Topmannen en HR-managers bellen druk met hun brancheorganisaties om te voorkomen dat de medewerkers zich organiseren. Zeker als werkers zich aansluiten bij een vakbond is de schrik groot. Stel je voor dat zij collega’s op het idee brengen om op te komen voor fulltime-contracten, een stoel achter de kassa of een loonsverhoging! Dat kan zomaar leiden tot een klein beetje lagere winstmarges. En dat is nou net wat bedrijven niet willen.

Ik werk nu vijf jaar als vakbondsbestuurder in de winkelstraat: typisch een sector waarin aandeelhouders de koers bepalen en aansturen op winstmaximalisatie. Verkopers en verkoopsters weten dondersgoed dat de lonen te laag liggen en de arbeidsomstandigheden beter moeten. Bovendien zijn zij met veel, en dat maakt hen een machtsfactor van belang. Vanuit de directiekamers wordt de vakbond dan ook steevast tegengewerkt. In Amerika wordt dit ook wel union busting genoemd: het moedwillig frustreren van de mogelijkheid van werkers om zich te organiseren en voor hun belangen op te komen. Het is een beproefde methode van het bedrijfsleven om mensen die voor hun rechten willen opkomen, te intimideren of tegen elkaar uit te spelen.

Ook in Nederland bestaat de praktijk van union busting in verschillende vormen. Bij alle acties die we in de winkelstraat organiseren, krijgen we ermee te maken. Ik denk aan de mondige verkoper in het Blokker-concern die meedeed aan een actie en vervolgens ‘opeens’ naar een winkel tientallen kilometers verderop werd overgeplaatst. Of aan Albert Heijn, waar sommige uitzendkrachten die zich in het najaar van 2023 begonnen te organiseren in de vakbond, niet meer op de toeslagen-uren werden ingeroosterd zodat ze minder gingen verdienen.

Gele bonden

Maar de meest grove variant van union busting die ik ben tegengekomen, zit al vele jaren verankerd in ons cao-systeem – met de zegen van de Tweede Kamer. In Nederland is het wettelijk toegestaan dat bedrijven een ‘gele bond’ kunnen inschakelen. Kort gezegd is dit een manier om de ‘echte’ vakbonden buitenspel te zetten en zo de georganiseerde medewerkers in je bedrijf te omzeilen. Het fenomeen bestaat al meer dan 100 jaar en bestaat uit bonden die de werkgeversbelangen vertegenwoordigen, in plaats van de belangen van de werkers. In de vorige eeuw droegen zij een geel vaandel, om zich te onderscheiden van het rood van het socialisme. Feitelijk verdienen gele bonden geld aan het laag houden van de lonen van de mensen die zij zogenaamd vertegenwoordigen.

Hoe schakelt een bedrijf een gele bond in? Heel simpel: als medewerkers bijvoorbeeld in gesprek willen over leefbare lonen, dan kan een directeur een onderhandelaar van een gele bond uitnodigen, die veel minder eist dan een echte bond. Met de gele bond sluit hij dan een dealtje. En de afspraken zijn, volgens de Nederlandse wet, bindend voor alle werkers. Zo ben je als bedrijf goedkoper uit én elimineer je de georganiseerde medewerkers.

ILO Conventie 98

In landen om ons heen zijn gele bonden verboden. Duitsland, Frankrijk, België hebben een internationaal verdrag over de onafhankelijkheid van vakbonden van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) geratificeerd en omgezet in een wet. De Nederlandse regering zegde in 1993 toe om deze conventie om te zetten in wetgeving, maar maakte daar tot op heden nooit werk van. Daarmee plaatst Nederland zich in een obscuur rijtje van een klein aantal landen dat gele bonden toestaat: Afghanistan, China, Qatar, Verenigde Arabische Emiraten, Iran, India, Saoedi-Arabië, Thailand en Myanmar.

Voordat ik vakbondsbestuurder werd, had ik al weleens van gele bonden gehoord. Ik nam het niet zo serieus en dacht dat koffie het tovermiddel was, zo van: ‘de bonden liggen wel vaker met elkaar overhoop. Ga gewoon praten, dan kom je er als bonden samen wel uit. Toch?’

Maar toen ik een aantal keer op een hoofdkantoor was geweest en samen met winkelmedewerkers aan de cao-tafel meemaakte hoe frustrerend het is dat de directie zich omringt met allerlei gele vakbondsonderhandelaars die amper eisen stellen en ook niet willen meedoen aan acties – laat staan stakingen – ben ik nader onderzoek gaan doen. Ik ontdekte dat niet alleen bedrijven baat hebben bij gele bonden. De nepbonden, schootbonden of hoe je ze ook noemt, hebben een groot financieel belang om cao’s af te sluiten. Feitelijk verdienen zij geld aan het laag houden van de lonen van de mensen die zij zogenaamd vertegenwoordigen.

Bedrijfsvakbonden

Bedrijfsvakbonden, vaak in het leven geroepen door werkgevers zelf, gelden als ‘gele bonden’ en zijn aan het begin van de twintigste eeuw bijvoorbeeld heel gebruikelijk in de Verenigde Staten. Maar ze werden verboden onder de National Labor Relations Act van 1935, zodat vakbonden onafhankelijk van het management konden blijven. Alle vakbonden zouden vrijelijk door het personeel gekozen moeten worden, zonder inmenging.
(Bron: Wikipedia – Engelstalig)

Een (beperkte) zoektocht naar de geschiedenis van het fenomeen ‘gele bonden in Nederland’ levert opvallend weinig op. Vaak begint de geschiedschrijving pas in de jaren 70 met de door Adriaan Kooren opgerichte ‘bond’, bedoeld om de erkende bonden in de sleepbootsector de voet dwars te zetten.
Ruben Stieber noemt een aantal bedrijfsbonden in zijn masterscriptie, en typeert ze min of meer als uitgeklede (*), niet-gekozen ondernemingsraden:

  • WIM (Werknemersbond Ikea Medewerkers)
  • De ‘huisbond’ van sleepvaartbedrijf Kooren
  • Qlix (vakbond voor KPN-personeel)
  • VPS (vakbond voor Schiphol Personeel)
  • VWNB (vakbond van werknemers van De Nederlandsche Bank)
  • ‘frank’ (Netwerk Randstad Personeel)
  • VACOS (Vereniging van de SuikerUnie)
  • Samen Naar De Top Vakbond (callcenter vakbond van Webhelp).

(*) Stieber zelf gebruikt het woord ’verrijkt’, misschien omdat ze ook over arbeidsvoorwaarden onderhandelen, wat normaliter niet tot het takenpakket van een OR hoort. Hij signaleert echter ook dat dergelijke bonden wettelijk gezien vaak minder rechten en rechtsbescherming hebben dan een OR en zijn leden.

De lucratieve handel in cao’s

Cao als verdienmodel – artikel Saskia Boumans in ESB

Geld verdienen aan cao’s, hoe zit dat? Dat heeft allemaal te maken met de zogenaamde ‘werkgeversbijdrage’. Sinds jaar en dag betalen bedrijven geld aan de vakbonden met wie zij een cao afsluiten. Ooit is deze afspraak gemaakt vanuit de gedachte dat beide partijen op deze manier bijdragen aan de cao. De door de leden betaalde vakbondscontributie wordt immers ook besteed aan werknemers die geen vakbondslid zijn, omdat de cao uiteindelijk ook op niet-leden moet worden toegepast. Bovendien verlenen de vakbonden bedrijven een dienst met het afsluiten van een cao. Want door een pakket met heldere afspraken over bijvoorbeeld loon en arbeidstijden te hebben, hoeft de werkgever niet met elke werknemer afzonderlijk over al deze zaken te onderhandelen.
De hoogte van de werkgeversbijdrage ligt tussen de duizend euro en enkele tonnen per cao, afhankelijk van de grootte van het bedrijf of de sector. Voor de FNV maakt deze werkgeversbijdrage zo’n 7% van de totale inkomsten uit, omdat de FNV als grootste vakbond nog altijd veruit de meeste inkomsten ontvangt van de leden.

Werkgeversbijdrage ofwel ‘het vakbondstientje’

  • VHV-redacteur en vakbondshistoricus Piet Hazenbosch schreef hierover in 2016 een informatief vakbondshistorisch webartikel.
  • Vakbondsbestuurder Linda Vermeulen zelf schreef in 2022 een stuk op Joop over de onbedoeld perverse werking van de werkgeversbijdrage (het ‘werkgeverstientje’) in zijn huidige vorm.
  • Opmerkelijk is wat de AWVN – wat tegenwoordig staat voor Algemene Werkgeversvereniging Nederland, maar tussen 1997 en 2013 voor Algemene Werkgeversvereniging VNO-NCW (*) – op zijn website stelt: voor het door hen in 1966 ingestelde ‘werkgeverstientje’ komen namelijk alleen FNV en CNV in aanmerking (en tot 1 januari 2023 ook de Unie).
    Andere bonden, dus ook AVV en LBV moeten dit afzonderlijk bedingen met werkgevers. Dat hen dit klaarblijkelijk lukt is een indicatie hoe belangrijk deze bonden juist voor werkgevers zijn.

(*) Onderscheid tussen en verwevenheid van AWVN en VNO-NCW is een complexe aangelegenheid. De eerste is vooral gericht op dienstverlening, de tweede op belangenbehartiging. De afkorting geeft echter meer dan duidelijk de nauwe verwantschap aan.
Zie ook de ‘tijdlijn’ op de website van AWVN.

Financieel afhankelijk van bedrijven

Maar als we kijken naar deze verhoudingen bij de gele bonden, dan zien we iets heel anders. Neem het Alternatief voor Vakbond (AVV), dat in de naam al duidelijk maakt geen echte vakbond te zijn. In 2019 lekte het jaarverslag van AVV uit. Deze bond heeft amper leden en rekent een zeer lage contributie van 25 euro per jaar (bij de FNV bedraagt de contributie tot ruim 20 euro per maand).

Afhankelijkheid: enkele cijfers (*)

Ledental: het aantal leden van AVV bedraagt ongeveer 1400 (Bron: Wikipedia), de LBV heeft er naar eigen zeggen zo’n 12.000 (Bron: de Groene.nl).

Contributies: in onderstaande tabel de bedragen in augustus 2025 (in euro per maand voor full time werkenden). Bij FNV, CNV en de Unie (VCP) is de contributie inkomensafhankelijk, bij LBV en AVV lijkt dat niet het geval.

FNVCNVDe Unie (VCP)LBVAVV
10,32 tot 20,647,70 tot 21,0815,10 tot 18,9512,52,5

Financiële afhankelijkheid van werkgeversbijdragen: de financiering van vakbonden is niet steeds even transparant. Opvallend is dat AVV in dit opzicht beter scoort dan andere vakorganisaties.
AVV zelf stelt dat het voor 22,5% gefinancierd wordt via werkgeversbijdragen. Maar daarbovenop komt 58,6% aan subsidies uit zogenaamde sectorfondsen. ‘Vacatiegelden’ die bv voortkomen uit het lidmaatschap van de SER, tellen voor 3,8%. Samen is dat 84,9%.
Ledencontributies zijn bij AVV goed voor 15,1% van de inkomsten. Volgens de eigen begroting is dat ruim 142.000. Met 1400 leden die ieder 30 euro per jaar betalen zou dat slechts €42.000 per jaar moeten zijn. Waar die overige 100.000 euro aan contributies dan vandaan komen is niet duidelijk.
Het ligt voor de hand dat het runnen van een onafhankelijke, landelijk opererende vakbond op basis van beide cijfers feitelijk ondoenlijk is.
Overigens lijkt dit voor de LBV in financieel opzicht anders te liggen: 12.000 leden zijn in dat geval goed voor bijna 2 miljoen euro aan contributiegeld. De LBV geeft zelf verder geen cijfermatige informatie.

Voor de FNV lijkt de mate van afhankelijkheid beduidend lager te liggen: sociaal fondsen en O&O-fondsen waren in 2023 goed voor 18% van de inkomsten, werkgeversbijdragen voor 7%. Samen 25%.
Voor het CNV, VCP lijken dergelijke cijfers, bijvoorbeeld via jaarrekeningen via het internet (net als bij de LBV) niet publiek achterhaalbaar.

(*) Mocht ik in dit overzicht in de (reken)fout gaan, dan hoor ik dat uiteraard graag (JV)!

 

AVV werd ooit opgericht om zelfstandigen te organiseren. Omdat dit kennelijk moeizamer ging dan gedacht, begon AVV in 2017 met het afsluiten van de cao voor de winkelstraat, waar zo’n 200.000 medewerkers onder vallen. Met de werkgeversbijdrage van enkele tonnen kan AVV zichzelf bedruipen. De bond heeft zich op deze manier voor 97,5% financieel afhankelijk gemaakt van gelden van werkgevers. Volgens het motto: ‘wiens brood men eet, diens woord men spreekt’ is de AVV jaar na jaar bereid om een handtekening te zetten onder de catastrofale ‘cao Retail non-food’, en zo te legitimeren dat de lonen in de winkelstraat laag blijven.

Een andere bond waar veel minder over bekend is, is de LBV. Deze club heeft ook nauwelijks leden en tekent mee met cao’s waar in totaal bijna een miljoen werkers onder vallen. Radioprogramma Argos onthulde in 2020 dat LBV een soort familiebedrijf is, met een echtpaar dat vanuit het bestuur de tent runt. Bij werkgeversorganisatie VNO-NCW zou de LBV bekendstaan als de ‘Antillenroute van de arbeidsverhoudingen’. Heb je last van de FNV? Bel dan even met iemand van de LBV, dan houd je de loonkosten laag. Dit schandaal heeft zich onder meer voorgedaan bij de cao van de schilders.

In Rusland werden werkenden gedwongen over te stappen naar een gele, door werkgevers gecontroleerde bond
(Bron: Industriall – 2013)

IKEA maakt het zo mogelijk nog bonter en heeft zelfs een eigen vakbond opgericht. Ik heb de HR-manager die deze bedrijfsbond eind vorige eeuw optuigde onder de naam WIM, weleens heel trots horen vertellen dat hij zo de oprekking van de winkeltijden op zondag (waar de FNV tegenstander van was) heeft kunnen doorzetten. De Ikea-bond bestaat nog steeds en schuift aan bij cao-onderhandelingen. Je kunt je zeer de vraag stellen of zo’n interne vereniging wel onafhankelijk kan opereren.

Vakbond De Unie gedraagt zich ook steeds meer als een gele bond. De uitspraak van voorzitter Reinier Castelein in 2015 dat zijn bond niet meer zou staken, was al een teken aan de wand als je bedenkt dat staken een van de belangrijkste drukmiddelen is van de vakbond. Sinds een paar jaar verdient De Unie geld via de verkoop van een enquête-tool aan bedrijven. Een bedrijf en De Unie stellen samen een vragenlijst op, sturen die rond, en met de uitkomst fabriceert men dan een cao. Op die manier is er onder andere een deal gesloten met Picnic. Ook heb ik meegemaakt dat Primark geen gesprekken wilde voeren met de FNV-leden die voor de winkel actie stonden te voeren, maar wel om de tafel wilde met mensen van De Unie. Daarover was terecht veel boosheid bij het personeel.

De platformbedrijven hebben de gele bonden ook ontdekt. Niet zozeer om een cao af te sluiten, want de bedrijven beweren te werken met zogenaamde ‘zelfstandigen’. Maar vooral om te voorkomen dat de werkers zich organiseren en een onafhankelijke tegenmacht vormen. Temper, Uber en Deliveroo hebben stichtingen of fora (mede-)opgericht, waar de zelfstandige chauffeurs, fietskoeriers en anderen zich bij kunnen aansluiten. Mijn collega FNV-bestuurder Amrit Sewgobind is in deze sector actief en ziet dat de platformbedrijven via deze constructie als het ware een schijn-tegenmacht optuigen die door de top van het bedrijf wordt gecontroleerd. Af en toe is er een spaarzame tariefverhoging die dan zogenaamd bedongen zou zijn door deze gele clubjes. Ook zetten de platformbedrijven hun gele bonden in als wapen tijdens de juridische procedures die de FNV tegen hen aanspant. De werkers die in de rechtbank of in de media via deze clubs aan het woord komen, zeggen (toevallig!) precies dezelfde dingen als hun ceo’s: ‘Wij willen flexibiliteit, dat kan niet in loondienst,’ en ‘vakbonden zijn ouderwets.’

Hoe gaan we gele bonden tegen?

Als zo veel mensen in ons land last hebben van bedrijven die via gele bonden de lonen laag houden, waarom bedenken we dan geen oplossing? In de landen om ons heen is allang afgesproken dat vakbonden niet financieel, strategisch of anderszins afhankelijk mogen zijn van bedrijven. In een zaak over een vakbond die te afhankelijk was van een werkgever in Duitsland, stelde de rechter recent dat cao-onderhandelingen zonder stakingsrecht niet meer zijn dan ‘collectief bedelen’.

In mijn jaren als bestuurder heb ik vaak gemerkt dat de wil om iets aan de gele bonden te doen zeer gering is. Allereerst natuurlijk doordat de werkgeverslobby de gele schootbonden maar wat graag in stand wil houden. Maar ook op links is er weerstand. Er was een tijd dat ik binnen de vakbond te horen kreeg dat ik het woord ‘nepbond’ niet mocht gebruiken. Ik denk dat het oude polderadagium toen nog oppermachtig was; hoofdbesturen dachten de geschillen wel met kopjes koffie te kunnen oplossen.

Het is pas de laatste paar jaar dat gele bonden binnen de FNV meer collega’s boos maken. Dat komt óók doordat de FNV de afgelopen jaren een fors hogere looneis stelt, waardoor bedrijven nog meer geneigd zijn om uit te wijken naar zo’n gele bond.

2022: Bijenkorf-personeel in actie (Foto: FNV)

In het parlement heeft de SP lang gewaarschuwd voor de gele bonden. Paul Ulenbelt deed dat al aan het begin van deze eeuw. Bij de PvdA ligt het onderwerp echter erg gevoelig, omdat PvdA-senator Mei Li Vos de oprichter is van de eerdergenoemde gele bond AVV. In 2020 presenteerde zij het mediagenieke plan om de HEMA te kopen. De medewerkers van de HEMA zijn in diezelfde periode onder de werkingssfeer van de ‘cao Retail non-food’ (gelegitimeerd door de AVV) gefietst en moesten daarbij rechten inleveren. Maar daar hoorde je Vos niet over. Een lichtpunt is wel dat er zowel binnen de PvdA als GroenLinks veel leden zijn die de misstand willen aanpakken: beide partijen hebben tegenwoordig in hun verkiezingsprogramma opgenomen dat gele bonden gestopt moeten worden.

Misschien komt de duurzame oplossing vanuit Europa. In de EU wordt erkend dat de cao-onderhandelingen in de verdrukking zijn, onder meer door union busting. In 2022 is een Europese richtlijn aangenomen over zowel de verhoging van het minimumloon, als over het recht van werkers op collectief onderhandelen. Dit biedt perspectief voor Nederland. De FNV gaat er de komende tijd bij het kabinet op aandringen om de Europese richtlijn om te zetten in wetten waar werknemers in Nederland wat aan hebben. Werknemers mogen niet gediscrimineerd of geïntimideerd worden als ze een vakbond willen vormen en collectief willen onderhandelen. En het is tijd dat er eindelijk wettelijke bescherming komt tegen de ondermijning van echte, onafhankelijke vakbonden.

Luisteren naar de werkvloer

Terwijl directeuren naar buiten toe zeggen dat ‘luisteren naar de werkvloer’ zo belangrijk is, zie je dat zij onder druk van de aandeelhouders vooral bezig zijn met het monddood maken van de georganiseerde werkers. Inspraak is misschien nog net toelaatbaar, maar tegenspraak is absoluut taboe. Deze angst voor de arbeiders is een aantasting van onze democratie en op termijn funest voor de samenleving.

Op veel plekken lukt het de échte vakbond om ondanks alle weerstand veel mensen te organiseren en verbeteringen te bedingen. Maar het is en blijft schandalig dat de politiek juist op de plekken waar de verbeteringen het hardst nodig zijn, bij de mensen met de lage inkomens zoals winkelmedewerkers, de gele bonden in stand houdt en daarmee enorme hordes opwerpt.

Linda Vermeulen – vakbondsvrouw in de winkelstraat namens de FNV
Oorspronkelijk gepubliceerd op: Jacobin.nl – 23 juli 2025

  • Dit artikel is met toestemming van de auteur en Jacobin overgenomen van Jacobin.nl en voorzien van enkele toelichtende notities en extra afbeeldingen
  • Foto bovenaan het artikel: actievoerende werkers van de Bijenkorf (bron: fnv.nl)

Meer lezen