Het geheugen van de vakbeweging

De opstap naar de Moderne vakbeweging

Na de spoorwegstaking van 1903

Begin twintigste eeuw wordt het beeld van de vakorganisaties bij het spoor gedomineerd door een rijke schakering van anarchistische, socialistische, confessionele en sectorale bonden. De enige overeenkomst is dat ze klein van omvang zijn en vrijwel geen van alle echt een vuist kunnen maken. Na de tweede, mislukte, spoorwegstaking in 1903 komt daar verandering in. De moderne vakbeweging komt tot wasdom.

Eind negentiende eeuw bestaat er nog geen echte belangenvereniging voor spoorwegpersoneel. Er is alleen een gezelligheidsvereniging voor hogere spoorwegbeambten waarvan de hoogste bazen van de enige twee spoorwegmaatschappijen die Nederland dan nog telt – de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij (HJJSM) en de Maatschappij tot Exploitatie van de Staatsspoorwegen (SS) – erelid zijn. Deze Nederlandsche Vereeniging van Spoorwegambtenaren houdt zich verre van belangenbehartiging voor het personeel. Kort voor de eeuwwisseling komt hierin verandering. Enkele leden pleiten voor belangenbehartiging en willen de vereniging openstellen voor alle spoorwegambtenaren. Onder aanvoering van Jan Oudegeest wint deze groep aan invloed en in 1898 weten ze door te dringen tot het bestuur. De naam van de vereniging wordt veranderd in de Nederlandsche Vereeniging van Spoor- en Tramwegpersoneel, afgekort tot NV. De hoogste bazen van de HIJSM en de SS zeggen verontwaardigd hun erelidmaatschap op. In hun patriarchale opvattingen over het leiden van een bedrijf past het arbeiders niet om arbeidsvoorwaarden op tafel te leggen. Oudegeest wordt voorzitter van de NV en tevens hoofdredacteur van het verenigingsorgaan De Spoorweg. In zijn baan bij de SS krijgt hij het zwaar te verduren. Het simpelste en saaist denkbare werk wordt hem toegeschoven. Promotie kan deze klerk we op zijn buik schrijven. Maar dit alles weerhoudt hem er niet van zijn missie voort te zetten. De spoorwerknemers verklaren zich eind januari 1903 solidair met stakers in de Amsterdamse haven en uiten zo hun onvrede over de arbeidsvoorwaarden. De landelijke spoorwegstaking die daarop volgt eindigt enkele dagen later in een enorme overwinning voor de stakers. Nee maanden later breekt een nieuwe staking uit. De spoorwegbeambten willen voorkomen dat de ‘worgwetten’ van minister-president Kuyper, die het ambtenaren en spoorwegpersoneel verbiedt te staken, realiteit worden. Deze actie mislukt echter volledig en ruim tweeduizend stakers worden ontslagen.

Scheiding der geesten

Voorafgaand aan de tweede staking wordt in allerijl een Comité van Verweer opgericht, waarin alle bloedgroepen zijn vertegenwoordigd die samen de socialistische tak van de arbeidersbeweging uitmaken. Het comité heeft de opdracht alles wat in het vermogen ligt aan te wenden om voorkomen dat de worgwetten van kracht zullen worden. Oudegeest zit namens de NV in het comité van Verweer en wordt hier de voorzitter van. Hij neemt ontslag bij de spoorwegen en is vanaf dan bezoldigd medewerker van de NV. Hij kan zich volledig concentreren op zijn werk voor het Comité. Dat werk is moeilijk genoeg. Vanaf de oprichting is er al tweespalt binnen het comité, en de mislukte tweede staking leidt tot een definitieve scheiding der geesten tussen de ‘syndicalisten’ onder leiding van Domela Nieuwenhuis en de ‘modernen’ die Troelstra als boegbeeld hebben. De syndicalisten bewandelen de anarchische weg, hebben weinig geloof in steun van het parlement en gaan verder op de oude voet van het uitroepen van wilde stakingen zonder stakingskas. De modernen sturen daarentegen aan op een geheel nieuwe aanpak. NV-voorzitter Oudegeest behoort tot de stroming der modernen, maar hij is na de tweede staking een gebroken man. Van alle kanten ligt hij onder schot. De werkgevers kunnen zijn bloed wel drinken vanwege zijn aandeel in het uitroepen van de twee stakingen, terwijl de ontslagen spoorweg beambten ook hun woede en frustraties op hem afreageren. De bedreigingen zijn zo ernstig dat het gezin Oudegeest voor lange tijd moet onderduiken. Daar komt nog bij dat de syndicalisten hem verwijten de staking verraden te hebben door het opheffen van de staking op een moment dat deze volgens hen nog makkelijk gewonnen had kunnen worden. De NV loopt na de staking bijna leeg en alle eerdere arbeid van Oudegeest voor de opbouw van een sterke vakbond voor spoorwegpersoneel lijkt tevergeefs geweest. Het is voorzitter Henri Polak van de Algemeene Nederlandsche Diamantbewerkersbond (ANDB) die hem er weer bovenop helpt. Hij overtuigt Oudegeest van het belang van een ‘moderne’ strak geleide bond met vrijgestelde bestuurders en hoge contributies voor een goed gevulde stakingskas. Staken mag alleen als het niet anders kan en wanneer de voor uitzichten op een overwinning reëel zijn.

Plannen worden realiteit

Op 1 januari 1906 worden de plannen door Polak en Oudegeest omgezet in realiteit. Met de oprichting van het Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV) waarin de modern georganiseerde bonden samenwerken, vormen deze een machtsfactor waar de werkgevers rekening mee moeten houden. De NV van Oudegeest en de ANDB van Polak sluiten zich samen met nog dertien vakbonden onmiddellijk bij het NVV aan en Oudegeest wordt de eerste bezoldigd secretaris van de vakcentrale. Het palet aan bonden in alleen al de vervoerssectoren is op dat moment nog veelkleurig en rijk geschakeerd. In het sterk verzuilde Nederland hebben de gelovigen nog ieder hun eigen confessionele vakvereniging met vaak namen van heiligen. Ook de werknemers in de hogere functies hebben hun eigen belangenclubs. Dat geldt overigens ook voor de overige werknemers, die hun heil zoeken bij sectorale bonden zoals bijvoorbeeld verenigingen voor alleen machinisten en stokers. Daarnaast zijn er natuurlijk ook nog de vele op anarchistische leest geschoeide bonden. Uiteindelijk is het toch het parool van het NVV dat het meest effectief blijkt: de vakcentrale wil de strijd in het bedrijf verbinden aan die in het parlement, en streeft naar wetgeving op het gebied van arbeidsvoorwaarden en sociale verzekeringen. Binnen het NVV stelt de NV zich niet alleen principieel op het standpunt dat het hele spoorwegpersoneel in één algemene vakorganisatie thuishoort, maar slaagt daar ook in door op den duur hoofd- en handarbeiders en hoger en lager personeel in belangrijke mate te verenigen. Al moet hier wel bij worden aangetekend dat bij het spoor de categorale verdeeldheid – zij het in aanzienlijk mindere mate dan voorheen – tot op de dag van vandaag een rol is blijven spelen. Al met al blijven de fusies en samenwerkingsverbanden duren tot in 1972 de Vervoersbond NVV kan worden opgericht. In 1982 wordt een nieuwe stap tot verdere clustering gezet wanneer de algemeen georganiseerde NVV’ers met hun katholieke vakbroeders van de Vervoersbond NKV samengaan tot één Vervoersbond FNV. Deze laatste zal later weer opgaan in een nog groter geheel, namelijk dat van FNV Bondgenoten. Maar dat is een stukje geschiedenis dat de meesten zich nog wel zullen kunnen herinneren.
Publicatie uit Rechtspoor, FNV Bondgenoten februari 2003