Het geheugen van de vakbeweging

VHV-vriendenbijeenkomst 4 november 2023

EVV 50 jaar…en nu? 

(deel 1)

4 november 2023. De VHV-vriendenbijeenkomst gaat Europees, en staat stil bij het 50-jarig bestaan van het Europees Verbond van Vakverenigingen (EVV), ook bekend onder zijn Engelse naam ETUC: European Trade Union Confederation.
De talrijk opgekomen aanwezigen in ‘De Burcht’ worden toegesproken door – onder meer – Jan Jacob van Dijk, voormalig EVV vertegenwoordiger vanuit het CNV, en tegenwoordig lid van de webredactie van de VHV. Voor de FNV spreekt Petra Bolster, binnen het Dagelijks Bestuur van die organisatie belast met Internationale Zaken en sinds mei 2023 vicevoorzitter van het EVV.
Een prominente plaats is ingeruimd voor  Richard Hyman en Rebecca Gumbrell-McCormick. Afzonderlijk en samen hebben zij heel wat publicaties over de Europese vakbeweging op hun naam staan. Op dit moment wordt de laatste hand gelegd aan ‘Towards a European system of industrial relations? The ETUC in the twenty-first century’.
Spijtig genoeg blijkt Claes-Mikael Stahl, sinds september 2021 Algemeen Secretaris van het EVV, positief getest op Covid, en moet verstek laten gaan.

Dit uit twee delen bestaande artikel geeft een losse schets van thematische lijnen die in betogen en discussies over het voetlicht kwamen. Van daaruit wordt ingezoomd op enkele specifieke aspecten rond ‘macht’ en ‘invloed’. Deel twee zal binnen enkele dagen worden gepubliceerd.

 

Richard Hyman en Rebecca Gumbrell-McCormick op 4 november in Amsterdam

Golfbewegingen van de Europese Commissie, afhankelijkheid van het EVV

Na de aftrap door VHV-voorzitter Lodewijk de Waal, vertellen Richard Hyman en Rebecca Gumbrell-McCormick hoe de relatie tussen EVV en Europese Unie (EU) in de loop der jaren op-en-neer golft, welk verband er bestaat tussen de heersende ideologische wind en de ‘bijpassende’ voorzitter van de Europese Commissie, maar vooral: in welke periodes de Europese Commissie het EVV daadwerkelijk nodig had in het kader van de sociale dialoog.

Ze staan allereerst stil bij de belangrijkste aanleiding om in 1973 te komen tot één Europese koepel van vakcentrales.
De zich steeds sneller ontwikkelende, en vooral op vrije markt en monetaire onderwerpen gerichte Europese Economische Gemeenschap[1] (EEG), zoals de latere EU dan nog heet, maakt een Europees opererende, onafhankelijke en breed samengestelde vakbondsorganisatie nodig. Primair doel: een sterkere werknemerslobby richting de EEG in de vorm van één gesprekspartner namens de vele Europese vakbonden. Daarnaast is het EVV, aldus de sprekers, in het licht van de steeds verder voortschrijdende internationalisering van het bedrijfsleven ook nodig om meer tegenmacht te kunnen bieden aan de multinationals.

Breed is het EVV vanaf het begin geweest: uiteindelijk treden vrijwel alle christelijke en ook communistisch geïnspireerde vakcentrales toe. In 2023 hebben 93 nationale organisaties zich onder de paraplu van EVV/ ETUC geschaard. Voor Nederland zijn dit de drie grote vakcentrales, FNV, CNV en VCP. Daarnaast maken ook 10 op sectoren gerichte federaties deel uit van het EVV.
En ook na Brexit figureert het overkoepelende Britse Trade Union Congres (TUC) nog steeds als volwaardig lid, al zien we momenteel geen leden van die organisatie aanwezig op de meer sturende niveaus van het EVV.


Ingewikkeld Europa…

EGKS, EEG, EG en EU…sinds 1952 kenmerkt de Europese samenwerking zich (ook) op het gebied van naamstelling door complexiteit. Een poging tot verheldering is te vinden in Wikipedia, waaruit onderstaande tijdlijn afkomstig is. Ook voor een uitgebreider historisch overzicht verwijzen we naar Wikipedia 

Bron: Wikipedia

‘Years of hope’

Als in 1985 de Franse sociaaldemocraat Jacques Delors aantreedt als voorzitter van de Europese Commissie, breekt een eerste ‘bloeiperiode’ voor het EVV aan, of, zoals ook wel wordt gezegd: we beleven ’the years of hope’.
Toch legt de Europese Commissie onder Delors in de allereerste plaats de politiek-economische grondslag voor het Verdrag van Maastricht, en daarmee voor het vrije verkeer van personen, goederen en kapitaal, alsmede voor de monetaire unie en de latere invoering van de Euro.

Maar tegelijk opponeert hij tegen het neoliberale gedachtegoed van Reagan en Thatcher, in die zin dat hij als voorvechter van een sociale markteconomie, aandacht vraagt voor de sociale dimensie van Europa, en voor een actieve overheidsrol daarin.
In dat kader geeft hij vorm aan de ‘sociale dialoog’, waarvoor hij ook het EVV nodig heeft, dat in die periode dan ook een belangrijke positie in Europa weet te verwerven. Het is de periode van een reeks sociale EU-richtlijnen, zoals de Kaderrichtlijn betreffende de veiligheid en de gezondheid op het werk (1989). Er ontstaat een ‘social framework’, wat door werkgevers (en het Verenigd Koninkrijk) niet steeds in dank wordt afgenomen. Voor werknemers en vakbonden betekenen het (kleine) stappen naar een fatsoenlijk Europees sociaal ‘level playing field’. Toch zou in de jaren daarna de kloof tussen theorie en praktijk soms pijnlijk duidelijk worden. Voorbeelden zijn de omgang met arbeidsmigranten, of de aantrekkingskracht van arme EU-lidstaten zoals Bulgarije en Roemenië op ondernemers, die voor een dubbeltje op de eerste rang willen zitten.
Als in 1992 het Verdrag van Maastricht tot stand komt, ontstaat parallel aan dit verdrag het zogenaamde ‘Maastricht Social Protocol’, om de toen al bestaande impasse over Europese sociale agenda te doorbreken. Elf lidstaten onderschrijven dit protocol, het Verenigd Koninkrijk niet.
De ETUC is enthousiast en denkt een hard sociaal commitment gerealiseerd te hebben. Niet helemaal terecht, zal later blijken, aldus de sprekers.

De EU gaat neoliberaal

De situatie in de Europese Commissie verandert midden jaren ’90 ingrijpend. Na de val van de muur,  treedt een aantal nieuwe leden toe tot het Europese verbond. Daarbij zijn zowel rijke landen – Zweden, Oostenrijk, Finland – als armere staten, meest uit Oost-Europa. Bestaande Noord-Zuid-verschillen worden vermengd met Oost-West varianten.

Aanvankelijk toont de Europese sociale regelgeving nog een opwaartse trend. Zo verschijnt in 1993 de Work Time Directive (herzien in 2003) en een jaar later de Directive on European Works Councils (herzien in 2009, en momenteel weer op de agenda).
En laten we niet vergeten dat de door discriminatie gekenmerkte sociale wetgeving voor en over vrouwen in Nederland, niet in de laatste plaats door dwang vanuit Europa stap voor stap verbeterd is. Dat gebeurt overigens eerder, vooral vanaf de jaren ’70.
Op NPO-Kennis lezen we hierover: “Steeds meer getrouwde vrouwen breken in de jaren zeventig door op de arbeidsmarkt. De Europese Unie helpt hen verder op weg met een nieuwe wet. Omdat Nederland lid is van de unie is eind jaren zeventig gelijke toegang tot en behandeling van vrouwen en mannen op de arbeidsmarkt verplicht. Vanaf 1975 zijn werkgevers ook verplicht om mannen en vrouwen hetzelfde te betalen, al blijkt de praktijk heel anders. Pas in 1986 krijgen getrouwde vrouwen ook het recht op dezelfde sociale voorzieningen als mannen, zoals AOW en een werkloosheidsuitkering. Ouderschapsverlof bestaat sinds 1989, ook dit hebben vrouwen te danken aan Europese wetgeving. [2]

Maar, zoals gezegd, de verhoudingen in de leiding van het Europese project wijzigen. Het gevecht tussen de meer Rijnlandse koers van Frankrijk en Duitsland, en de weinig in een sociaal Europa geïnteresseerde Engelsen, eindigt in 1995 met een compromiskeuze voor Jacques Santer in de rol van commissievoorzitter. In de jaren daarna zetten de liberalen Prodi en Barroso tot 2014 de Europese toon, en wordt de inbreng van het EVV op de Europese bühne slechts beperkt gehoord. De behoefte aan sociale kaders verdwijnt uit de leidende Europese gremia.

Hoop na 2014?

Diverse sprekers geven op 4 november aan dat na de crisisjaren 2008-2012, en na een voorzitterswissel in 2014, er weer wat hoop is op een meer luisterend oor voor de stem van de werkenden, en op een minder rigide neoliberaal Europees beleid. De EU herpositioneert zich in dit opzicht enigszins in 2017 met het document ‘European pillar of social rights’, waarin 20 sleutelprincipes voor een meer sociaal Europa zijn vervat.
Het EVV is gematigd positief, de hoop op een (sociale) keer ten goede groeit. We citeren:
“The European trade union movement supports the European Pillar of Social Rights, although it pressed for measures to be strengthened. The priority now is implementation of the 20 principles at both EU and national level. Working people have been waiting for more than a decade for concrete action to improve their standard of living, and it is vital that recovery from the Covid pandemic should also be an opportunity to make changes that benefit society at large.”[3]

Jan Jacob van Dijk

Hoe reëel die hoop is, en in hoeverre alleen sprake is van cosmetische veranderingen, daarover verschillen de diverse sprekers op 4 november van mening. Er klinkt het nodige optimisme door de zaal, maar voor spreker Jan Jacob van Dijk is de EVV-afhankelijkheid van de ideologische golfbewegingen in de Europese Commissie, in combinatie met een deels ook financiële afhankelijkheid, een doorn in het oog. Het vormt, aldus Jan Jacob, een mogelijke rem op eigen positionering en initiatieven.
Ook memoreert hij dat de nog steeds door vrijwel heel Europa dalende ledentallen van vakbonden – omschreven als de ‘logic of membership’ – ook een negatieve impact hebben op de invloed van het EVV in Brussel – de ‘logic of influence’[4].
Petra Bolster klinkt optimistischer: net als in de tijd van Delors gaan we een periode in, waarin de EU de vakbeweging nodig heeft om onderwerpen als verdergaande digitale revolutie, vergrijzing en klimaatcrisis tot een goed einde te brengen.
Bovendien maakt Brexit duidelijk dat de steun van de bevolking niet vanzelf spreekt. Het vraagt om EU-aandacht voor sociaal beleid, en dan kun je simpelweg niet zonder vakbonden.
Juist in een versnipperend Europa is het EVV dan belangrijk.

EVV: tussen lobbyen en campagnevoeren

Van origine is het EVV meer lobby- dan campagneclub. Maar met de groeiende neoliberale insteek in het Europa van de jaren ’90 en daarna, is het EVV ook andere middelen gaan inzetten.
Het EVV, vanaf 2003 voorgezeten door John Monks, verlegt de accenten: van lobby naar campagne, van overleg naar mobilisatie. Bekend én succesvol is het verzet tegen de Dienstenrichtlijn van Bolkestein, waarbij het Belgische ABVV het voortouw neemt in het mobiliseren van werknemers. Het leidt tot een grotere rol voor en meer invloed van het EVV in het Europese vakbewegingslandschap.
Daarnaast heeft de EVV slogan ’there are no jobs on a dead planet’ beslist geholpen om bijvoorbeeld de FNV bij zijn klimaatbeleid op een bredere koers te zetten, dan uitsluitend het beperken van de sociale gevolgen. Naast de reactieve strijd om een Kolenfonds, om vervangende werkgelegenheid en andere aspecten van rechtvaardigheid, gaan een groeiend aantal FNVers en de FNV zelf intussen ook actief de strijd aan tegen ‘fossiel Nederland’. Dat gaat van solidariteitsacties rond de A12, tot deelname aan Klimaatmarsen, van petities van werkenden tot werknemersplannen om werkgevers en pensioenfondsen te pressen tot sneller ont-fossiliseren.

Manifesto ‘Zero Death at Work

Een ander voorbeeld, waarin het EVV als campagneorganisatie een aanjaagrol poogt te vervullen, is het ‘Manifesto Zero deaths at work’, het streven om het aantal doden door onveilig en ongezond werk terug te brengen tot nul. Met meer dan 4000 doden per jaar, heeft in dit opzicht ook de Nederlanse vakbeweging nog een grote uitdaging voor de boeg, temeer omdat al tientallen jaren blijkt dat het aanspreken van werkgevers en overheid op hun deel van de verantwoordelijkheid, weinig effect sorteert.

Hierboven staat dat het EVV een aanjaagrol ‘poogt te vervullen’. Want  het succes van zo’n aanjaagrol hangt in laatste instantie af van de bereidheid en het vermogen van de bij het EVV aangesloten vakorganisaties om de EVV-insteek in hun eigen, dagelijkse werk daadwerkelijk te laten landen. Dat geldt voor het streven naar een fossielvrije samenleving en het in leven houden van de planeet, evengoed als voor het voorkomen dat mensen dood gaan door ongezond werk.

Welzeker bestaat er een spanning tussen lobbywerk en actievoeren, tussen overleg en pressie. Toch kan juist een op beide fronten opererende vakbeweging, Europees en nationaal, extra gewicht in de schaal leggen, omdat zij in principe beide ’takken van sport’ beheerst.

Toch is ook in dit opzicht Jan Jacob van Dijk niet heel optimistisch. De noodzakelijke eenheid en eenduidigheid op internationaal niveau staan onder druk – zie de meningsverschillen rond het wettelijke minimumloon. Of er daarnaast de komende jaren in Europa nog veel valt ‘binnen te halen’ voor de vakbeweging, ook daarover heeft hij zijn twijfels. De internationale vakbewegingsagenda is complexer geworden, raakt vaker aan nationale belangen. Onderwerpen, denk aan migratie, raken  toenemend ook aan het lastige ‘identiteit’. En werkgeversorganisatie Business Europe is bovendien niet bepaald een bereidwillige gesprekspartner.

Make Amazon pay

Petra Bolster legt het accent juist op de harde noodzaak van Europees opereren. Dat is onmisbaar  om eenieders belangen naar behoren te behartigen. Een thema als ‘gelijk loon voor gelijk werk’ blijft urgent, en is zonder EVV niet te realiseren. Idem dito het stoppen van de uitbuitingspraktijken naar arbeidsmigranten. Zij betitelt een Europese ‘Richtlijn Minimumloon’ dan ook als goed en wenselijk.
En zonder Europese vakbondssamenwerking zijn ook bedrijven als Amazon, bedreven in digitale uitbuiting en actief anti-vakbond, niet te stoppen.

Opinie: meebuigen of tegenmacht ontwikkelen?

In hun boek beschrijven Hyman en Gumbrell-McCormick hoe het EVV zijn weg zoekt in de jaren waarin Europees leiderschap het woord ‘sociaal’ ver van zich af schuift.
Het leidt tot moeilijke situaties en, zo meen ik te bemerken, een EVV die, in zijn streven ‘het kwaad te beperken’, soms verregaand meebuigt met de heersende neoliberale windrichting, een fenomeen dat ook de Nederlandse vakbeweging niet onberoerd heeft gelaten [5].
Dat werkenden in Frankrijk en Nederland in 2005 het ontwerp voor een Europese Grondwet in een referendum afwijzen, stelt de leiders van het EVV zeer teleur in hun nogal voorbehoudloze support voor een verregaande en snelle Europese eenwording. Het leidt tot verongelijkte verwijten aan het adres van de Europese Commissie: ‘dat krijg je er nou van als je geen aandacht hebt voor de sociale kant van Europa’. Hoe waar dit ook mag zijn, werkenden schieten daar niet  veel mee op.
Toch beschikt het EVV over sterke, eigen programmatische richtpunten, hoe een sociaal Europa er uit dient te zien. Maar het lijkt er op dat een vernauwde focus op de smalle marges die de Europese Commissie ‘in de Europese polder’ wenst toe te staan, de leiding van het EVV in die periode soms heeft vastgezet in een reactieve, defensieve, vooral op ‘blijven meepraten’ gerichte fuik.

Het EVV heeft, zoals eerder geschetst, een tweeledige doelstelling: werknemerslobby richting Europese Unie en tegenmacht tegen multinationals. De doelstelling ’tegenmacht’ is echter niet alleen noodzakelijk naar multinationals, maar ook vis-à-vis de Europese Commissie.
Dat besef rijst op het moment dat de Europese Commissie rond 2007 dreigt over te gaan tot uitholling van het stakingsrecht (Viking en Laval Arrest), en bij het verzet tegen de Bolkesteinrichtlijn rond 2005. Maar zo’n besef is meer structureel nodig, wanneer het EVV zélf proactief het speelveld wil kunnen bepalen, en nogmaals vastlopen in een reactieve fuik wil vermijden.

(klik hier voor deel 2)


Jan Verhagen
November 2023

Voetnoten:

[1] Vanaf 1967 onderdeel van de EG, als Europese Gemeenschappen (meervoud). Pas na het Verdrag van Maastricht in 1992 ontstaat de  ‘Europese Gemeenschap’, en na het Verdrag van Lissabon de huidige Europese Unie, de EU.

[2] Het citaat is deel van een boeiend artikel – met videobeelden – onder de titel ‘Waarom zijn vrouwen in Nederland zo afhankelijk van mannen?’ 

[3] https://www.etuc.org/en/issue/european-pillar-social-rights

[4] De twee begrippen komen van de Duitsers Schmitter en Streeck.

[5] Geheel buiten het bestek van de VHV heeft de auteur hierover in 2019 een ‘poging tot analyse’ gedaan, onder de titel ‘Vakbond en neoliberalisme’. Te downloaden via de website van ‘de Burcht’ (Wetenschappelijk Bureau voor de Vakbeweging)


Verder lezen: