Dik Nas: ‘Bal der debutanten’- deel 10
Vrouwen in mannenkleren
Verlichting, vrijheid, waarheid ze worden in de achttiende eeuw wel voorgesteld als vrouwenfiguren, maar draagt de Verlichting ook bij aan de emancipatie van vrouwen?
Nimmer tevoren zijn er zoveel vrouwelijke auteurs, zodat er wel gesproken wordt van ‘de eeuw der dichteressen’. Lucretia Wilhelmina van Merken is het beroemdst, op de voet gevolgd door de dames Wolff en Deken, Juliana Cornelia de Lannoy en schrijfsters als Petronella Moens en Margaretha de Cambon-Van der Werken.Klik hier voor introductie op en andere afleveringen van ‘Het bal der debutanten’

Dat vrouwen ook in staat zijn tot logisch denken bewijst de filosofe Josina Carolina van Lynden (1715-1791). Zij geeft in Amsterdam les in godsdienst en filosofie aan jongedames en publiceert in 1770 Logica of redenkunde[1]. Ook Christina Leonora de Neufville (1713-1781) publiceert in 1741 een filosofisch werk Bespiegelingen voorgesteld in dichtmaatige brieven, waarin ze ten strijde trekt tegen het opkomend materialisme.
Vrouwen worden echter niet gelijk behandeld. Ze hebben geen stemrecht, kunnen niet actief deelnemen aan de politiek en mogen niet studeren, zodat van gelijke kansen op de arbeidsmarkt geen sprake is. Binnen het gezin ligt hun belangrijkste taak. Kennis vergaren mag voor zover dat nuttig is voor het moederschap. Niet alle literaire genres worden geschikt geacht voor vrouwen. Erotische avonturenromans zijn taboe, dat zou hen op ideeën kunnen brengen. Ondanks al deze beperkingen eisen sommige vrouwen hun rechten op. De fundamentele gelijkwaardigheid van vrouwen en mannen kan niet pas zijn ontstaan op het moment dat die gelijkwaardigheid wettelijk is vastgelegd. Vrouwen moeten derhalve in alle tijden een gelijkwaardige rol hebben gespeeld of willen spelen, ondanks dat geschiedenisboeken ons doen geloven dat vrouwen die een vooraanstaande rol spelen uitzonderingen zijn en zoals iedereen weet bevestigen uitzonderingen de regel. In 1001 vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis doet Els Kloek in 2013 een manhaftige poging aan de anonimiteit van vrouwen in de geschiedenis een eind te maken. Het resultaat is een imposant boek zowel naar inhoud als naar formaat. Interessant is om aan de hand van de biografische schetsen na te gaan hoe vrouwen, naast alle dames met door de samenleving getolereerde activiteiten als schrijven en schilderen, hebben getracht te ontsnappen aan hun onderdrukking. In de periode 1600-1840 vind je in het boek 26 vrouwen die een vorm van travestie gebruiken om onder de beknotting van hun vrijheid uit te komen. Enkele daarvan konden zo hun bi- of transseksualiteit verbloemen, maar het overgrote deel gaat verkleed als soldaat of matroos om hun vrijheid te veroveren of mogelijk aan dwang te ontkomen.
In de revolutiejaren 1780-1795 emanciperen vrouwen zich in hoog tempo. Ze worden lid van dichtgenootschappen, ontwikkelen zich tot journalist en schrijven hun eigen politieke tijdschriften. In Middelburg wordt in 1785 door een aantal vrouwen het ‘Natuurkundig Genootschap der Dames’ opgericht. De patriottische broodschrijver Lieve van Ollefen is een man die de emancipatie van vrouwen steunt. In 1798, hij zit dan gevangen, schrijft hij Het revolutionaire huishouden, waarin een vader zijn vier dochters een vak laat leren om later niet financieel afhankelijk te hoeven zijn van een man.

Geheime missies
Etta Palm is vijfendertig jaar als ze door de Franse geheime dienst voor een korte missie naar Den Haag wordt gezonden. Ze komt daar haar voormalige minnaar Johannes Munniks tegen, die inmiddels een collega blijkt te zijn, maar dan voor de Engelsen. Palm wordt voor de verleende diensten goed betaald en ze kan zich een fraai onderkomen permitteren aan de Rue Favart in Parijs. Ze opent er een salon die door politiek vooraanstaande figuren wordt bezocht, waaronder Nederlanders zoals de diplomaat Gerard Brantsen, die in Fontainebleu heeft onderhandelt over het vredesverdrag tussen de Republiek en Oostenrijk. Palm verheft zichzelf in de adelstand en gaat verder door het leven als barones Palm d’Aelders. Etta Lubina Johanna Aelders is in het voorjaar van 1743 geboren in Groningen. Haar moeder is Agatha Petronella de Sitter, dochter uit de aanzienlijke familie De Sitter. Haar vader, Jacob Aelders van Nieuwenhuys, pachter van de stadsbank en eigenaar van een papiermolen, overlijdt als Etta zes jaar is. Haar moeder zet de onderneming voort en zorgt ervoor dat Etta een goede opleiding krijgt. Reeds op jonge leeftijd spreekt ze goed Frans, Duits en Engels. In 1762 trouwt ze met Christiaan Ferdinand Lodewijk Palm. Waarschijnlijk een huwelijk dat gearrangeerd is door de familie De Sitter, die een schandaal, vanwege een affaire van Etta met een getrouwde man, wil voorkomen. Het huwelijk houdt niet lang stand. Er zijn verschillende lezingen over het mislukken van het huwelijk net als over de ontwikkeling van het verdere leven van Etta.
Ze schijnt verschillende affaires te hebben gehad, eerst met de advocaat Johannes Munniks en daarna met jonkheer Douwe Sirtema van Grovestins, met wie ze zich in Brussel vestigt. Hoe dan ook in 1773 woont ze in Parijs en is ze een succesvolle courtisane. Palm is een intelligente en goed opgeleide vrouw met een, volgens tijdgenoten, ‘buitengewone schoonheid en bevalligheid’. Allemaal eigenschappen die bijdragen aan haar succes. Een anonieme briefschrijver zegt over haar ‘ze kan alle grendels op het kabinet der ministers openen en is uitstekend op de hoogte wat er gebeurd.’[2] Ze valt op bij de Franse geheime dienst en naar zeggen wordt ze aangeworven door Jean-Frédéric Phélypeaux, Comté de Maurepas, adviseur van Lodewijk XVI. In het najaar van 1788 wordt ze ook informant voor raadspensionaris Laurens Pieter van de Spiegel, die ze vier jaar lang twee keer per week per brief op de hoogte stelt van de politieke ontwikkelingen in Parijs.
Gevoelig voor revolutionaire vernieuwing

Aanvankelijk is Palm niet gecharmeerd van de patriotten en keert ze zich tegen hen. In een pamflet verdedigt ze de stadhouder en noemt ze de naar Frankrijk uitgeweken patriotten mislukkelingen. Over de revolutionaire vernieuwing in Frankrijk is ze echter enthousiast en ze wordt lid van enkele revolutionaire organisaties. Ook gaat ze zich mengen in de discussie omtrent de positie van de vrouw en neemt ze als eerste vrouw het woord in een politieke club. In een bijeenkomst op 31 oktober 1790 van de Amis de la Vérité spreekt ze de nogal rumoerige zaal toe om beter te luisteren naar de spreker, die een lezing houdt over vrouwenrechten. Twee maanden later wordt bij Amis een tekst van de hand van Palm over hetzelfde onderwerp voorgelezen. Waarom ze de rede niet zelf uitspreekt is niet bekend. Ze wijst er in de tekst op dat: ‘de wetten vrouwen slechts een ondergeschikte plaats geven in de maatschappij, terwijl ze gelijkwaardige kameraden zouden kunnen zijn’. De tekst wordt gedrukt en uitgeven waarna Palm uit verschillende plaatsen eerbewijzen ontvangt. Ze is echter niet van onbesproken gedrag en tijdens de woelingen in Frankrijk wordt ze zelfs een keer gearresteerd op verdenking van ultra-revolutionaire sympathieën. Wellicht om het geweld in Parijs te ontlopen verhuist Palm naar Den Haag. Tegen betaling belooft ze de Franse minister van Buitenlandse Zaken Lebrun op de hoogte te houden van wat ze in Holland te horen krijgt. Ze bezoekt Van de Spiegel en ook het prinselijke paar, maar als Frankrijk in 1793 Nederland de oorlog verklaard, wordt ze in de Haagse kringen persona non grata.
Enige maanden later wordt ook haar correspondentschap met Lebrun beëindigd. Enkele maanden na de uitroeping van de Bataafsche Republiek wordt Palm gearresteerd op verdenking van orangistische sympathieën. Uit de in beslag genomen correspondentie blijkt, ondanks haar ontkenning, dat ze voor ‘beide zijde’ actief is geweest. In februari 1796 wordt ze gevangengezet op het kasteel van Woerden. Ten gevolge van een algemene amnestie voor politieke gevangen eind 1798 wordt Palm op vrije voeten gesteld. Slechts enige maanden later, op 28 maart 1799, overlijdt ze aan een borstontsteking. Een buurman betaalt de begrafeniskosten.
De laatste stadhouder
Nederland is weliswaar een republiek, maar de feitelijke machthebber is een erfelijk potentaat uit het huis van Oranje-Nassau, die de traditionele titel van ‘stadhouder’ draagt. Met een aantal staatsgrepen, de laatste in 1787, hebben de stadhouders hun macht stap voor stap uitgebouwd, zodat Willem IV (1711-1751) en Willem V (1748-1806) vrijwel het gezag van een monarch hebben. Hun ongekende machtspositie, onder meer het erfstadhouderschap, is ironisch genoeg vaak te danken aan ‘democratische’ woelingen. In de jaren tachtig wordt mede als gevolg van het economisch verval aan de macht van de stadhouder geknaagd. Pogingen, van onder meer Pieter Paulus een vooraanstaand patriot,

om de stadhouder te overtuigen van de noodzaak tot vernieuwing stuiten af op zijn onbegrip. Willem V moet zijn vader al op driejarige leeftijd opvolgen en staat onder regentschap van zijn moeder en na haar dood in 1759 onder voogdij van de hertog van Brunswijk-Wolfenbuttel, die nog onder Willem IV is benoemd tot Veldmaarschalk. Stadhouder Willem V blijkt een bekrompen man te zijn met een zwakke wil. Als hij in 1766 het stadhouderschap daadwerkelijk op zich moet nemen wordt in het geheim de Akte van Consulentschap opgesteld die in belangrijke mate de positie van de hertog van Brunswijk bestendigd. De Amerikaanse Vrijheidsoorlog (1775-1783) en de Vierde Engels-Nederlandse oorlog (1780-1784) brengen Willem V, vanwege zijn Engelse gezindheid, in een dualistische positie. De Akte van Consulentschap lekt uit en de hertog van Brunswijk moet het veld ruimen. Willem V raakt hierdoor geheel stuurloos.
Beide voornoemde oorlogen geven de wens tot hervorming een nieuwe impuls en het anoniem verschenen pamflet Aan het volk van Nederland markeert het begin van een regionale bundeling van patriottische krachten. In samenwerking tussen burgerlijke patriotten en hervormingsgezinden regenten wordt Willem V gedwongen Den Haag als zetel op te geven. Na een jaar van omzwervingen vestigt hij zich op het Valkhof te Nijmegen. Prinses Wilhelmina, echtgenote van Willem V, onderweg naar Den Haag om actie tegen de exercitiegenootschappen te ondernemen wordt, naar de overlevering wil, bij Goejanverwellesluis gearresteerd. Vele kennen de naam, slechts weinige de plek. In werkelijkheid vindt het plaats bij de Vlist. Een anonieme hoge ambtenaar doet daar het volgende verslag van:
De Patriotse partij, die in Nederland de revolutionaire Franse en Amerikaanse beginselen verkondigde, was rond 1787 in Holland zo machtig geworden dat dat stadhouder Willem V min of meer gedwongen was uitgeweken naar Nijmegen. Voor zijn echtgenote, de Pruisische prinses Wilhelmina, was dat een onverdraaglijke zaak. Ze ondernam de reis terug naar Den Haag, deels om daar het verzet tegen de patriotten op gang te helpen, deels ook als provocatie om een ingrijpen van Pruisen uit te lokken. Het incident zou inderdaad verstrekkende militaire en diplomatieke gevolgen hebben.[3]
Frederika Sophia Wilhelmina van Hohenzollern van Pruisen

Frederika Sophia Wilhelmina van Hohenzollern van Pruisen wordt op 7 augustus 1751 geboren in Berlijn. Ze heeft geen erg gelukkige jeugd. Haar vader August Willem van Pruisen heeft ze nauwelijks gekend en als kleuter wordt ze bij haar moeder Louise Amalia van Brunswijk-Wolfenbüttel weggehaald. Ze groeit op bij haar grootmoeder en na diens dood bij een tante, maar feitelijk wordt ze opgevoed door een gouvernante, die haar, volgens de memoires van Wilhelmina, mishandelt. Na afloop van de Zevenjarige Oorlog (1756-1763) wordt ze geadopteerd door haar kinderloze oom koning Frederik II, bijgenaamd ‘Alte Fritz’, van Pruisen.
Nog maar net zestien jaar oud wordt ze gekoppeld aan de drie jaar oudere erfstadhouder Willem V. Een gearrangeerd huwelijk. Eerst op de dag van de plechtigheid ontmoeten ze elkaar. In de beginjaren van het huwelijk wordt Wilhelmina als nogal gereserveerd ervaren. Vijf keer is ze zwanger. Het eerste en derde kind zijn niet levensvatbaar. Het tweede is een dochter, Louise en de vierde en vijfde zijn jongens, Willem Frederik, de latere koning Willem I en Willem George Frederik. De eerste tien jaar bemoeit ze zich niet met de politiek, maar gedraagt ze zich zoals van een hooggeplaatste vrouw wordt verwacht. Ze bemoeit zich met de opvoeding van haar kinderen, verzorgt feesten en ontvangsten en ontpopt zich als een niet onverdienstelijk schilder. Door het gedwongen vertrek van de hertog van Brunswijk, ten tijde van de Vierde Engelse Oorlog, raakt ze meer betrokken bij staatszaken. Vanwege haar inzicht en doortastendheid oogst ze waardering en gematigde krachten rond het hof stellen voor haar als regentes te benoemen. Ze gaat daar niet op in, omdat ze begrijpt dat dat een onmogelijke verhouding oplevert voor het huis Oranje.[4]
Ze bouwt haar eigen kring van vertrouwelingen op, onder wie Gijsbert Karel van Hogendorp. Binnenskamers wordt Wilhelmina beschouwd als de feitelijke leider van de Oranjepartij. Na de arrestatie bij de Vlist en nadat zij vergeefs een beroep heeft gedaan op de Staten van Holland keert ze onverrichter zaken terug naar Nijmegen. Ten einde raad roept ze de hulp in van haar broer Frederik Willem II van Pruisen, die wel zo welwillend is om 20.000 man aan troepen te sturen. De macht van Willem V wordt daarmee, althans voorlopig, hersteld en de patriotten worden uit de Republiek verdreven. De laatste zeven jaren van de Republiek zijn de jaren van gespannen rust van een politiestaat. Illegaal worden tal van nieuwe patriottische bewegingen opgericht die in 1795, met behulp van Franse troepen en terugkerende emigranten, het oude regiem omverwerpen.
Dik Nas
(Deel 10 geplaatst in oktober 2023)
[1] Ook in 2023 nog verkrijgbaar in de webwinkel
[2] E. Kloek (red.), 1001 vrouwen … p. 734-736.
[3] Aangehaald in: G. Mak, Ooggetuigen van de vaderlandse geschiedenis (Amsterdam 1999) p. 104.
[4] E. Kloek (red.), 1001 vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis (Nijmegen 2013) p. 767-770.
