
‘Kniertje in Opstand’
De Katwijkse staking van visverwerksters bij Ouwehand in 1990
Op 20 februari 1990 legden ongeveer vijftig visverwerksters van de firma Ouwehand in Katwijk de arbeid neer. Ze eisten dat ze een vaste aanstelling zouden krijgen binnen de bestaande cao, in plaats van uitsluitend als oproepkracht te kunnen werken. Op de achtergrond speelde de dreiging dat Ouwehand hen op de loonrol van uitzendbureau Luba wilde zetten.
Na een week staken vierden ze de overwinning en gingen juichend weer aan het werk. Ondanks het gebrek aan steun van het CNV en van de meeste mannelijke collega’s, behaalden ze hun gelijk. Ze vierden zelfs een feestje met de vakbondsbestuurder van de FNV die vanaf het begin aan hun zijde had gestaan. Sterker nog, zonder de FNV was het waarschijnlijk nooit tot een staking gekomen, want hoewel dit conflict in kranten en op de stakingenwebsite een spontane staking wordt genoemd, nam de Dienstenbond eigenlijk het initiatief. Een grote rol daarbij speelde kaderlid Dicky Monster die haar bond erbij haalde.
Wat gebeurde er allemaal dat het tot deze staking kwam, een arbeidsconflict dat in de geschiedschrijving weinig aandacht heeft gekregen. Wat was er aan de hand in Katwijk?
Katwijk, een vissersplaats
Vanuit Katwijk wordt al eeuwenlang op zee gevist. Omdat het dorp geen eigen haven heeft gebeurde dat vanaf het strand en later vanuit andere plaatsen zoals Vlaardingen, Scheveningen en Zandvoort. De aangevoerde vis moet soms worden bewerkt en ook dat gebeurt deels in het dorp. De bevolking staat bekend als godvruchtig en niet snel ingenomen met veranderingen. Zo mocht, om een voorbeeld daarvan te noemen, nog in de jaren zeventig het zwembad op zondag niet open. Een andere aan de bevolking toegeschreven eigenschap is de saamhorigheid binnen de gemeenschap. Deze eenheid wordt wel doorbroken als het om voetbal gaat en de tweespalt tussen Quick Boys en VVV Katwijk het dorp verdeelt, maar voor ons verhaal is de verdeeldheid die langs klassenlijnen loopt belangrijker.
Op hoop van zegen

Dat conflict tussen bazen en arbeiders, tussen reders en vissers, heeft in onze taal zelfs zijn sporen nagelaten in de uitdrukking ‘de vis wordt duur betaald’. Dit gezegde stamt uit het toneelstuk Op Hoop van Zegen van Herman Heijermans dat in een niet bij naam genoemde vissersplaats aan de Noordzee speelt en het harde vissersbestaan haarfijn fileerde. Een bestaan dat te vaak, omdat de reders niet veel interesse hadden in de veiligheid aan boord, met een onnodige verdrinkingsdood eindigde. Heijermans was trouwens goed op de hoogte van het vissersbestaan omdat hij een tijd in Wijk aan Zee en Katwijk had gewoond waar hij ‘de gruwelijke ellende’ van de vissersbevolking om zich heen zag. Ook in Katwijk waren de tegenstellingen groot en soms leidde dat tot openlijke conflicten. De eerste stakingen in Katwijk vonden al in de negentiende eeuw plaats. Het ging om achterstallig loon en voor de afschaffing van onbetaald werk bij het vissen. Ook later legden vissers wel eens het werk neer: in 1938, 1946, 1955 en 1956. De laatste keer was dat in 1981, toen de bemanningen van twaalf kotters weigerden uit te varen. En toen werd het 1990, het jaar waarin bij Ouwehand de vlam in de pan sloeg.
Wat was er aan de hand bij Ouwehand?
Sinds 1905 is Ouwehand Visverwerking gevestigd in Katwijk. Nadat korte tijd in een zeillogger was gewerkt, betrok het bedrijf drie jaar later een heus bedrijfspand. Na diverse omzwervingen kwam men terecht in de Rederijstraat. In 1990 waren hier ongeveer tweehonderdvijftig mensen aan het werk. Dat werk bestond vooral uit het verwerken en verpakken van maatjesharing, zoetzure haring, zure haring, rolmops, brado’s, braadharing, mosselen en….leverworst.

Uit de aantekeningen van bestuurder Peter de Groot van de Dienstenbond FNV blijkt duidelijk dat het al jaren rommelde bij de firma. Ondanks dat de Arbeidsinspectie het bedrijf als ‘redelijk veilig’ bestempelde, kwamen er nogal eens ongevallen voor. Er werd vaak overgewerkt, wat soms zwart werd uitbetaald. Dat overwerk was vanwege de financiën belangrijk voor de werknemers. Des te zuurder was het dat ze soms als straf werden uitgesloten van het vele overwerk in de twee maanden dat de meeste haring werd aangevoerd, de ‘groene tijd’. Er waren gevallen van lange werkdagen tot wel 15 uur in de koelcellen en 11 uur in de haringpakkerij. Deze lange werkdagen waren mogelijk, aldus de aantekeningen, doordat er om 17.00 uur gewoon werd uitgeklokt, terwijl het werk daarna met een andere kaart doorging. Tegen dergelijke praktijken was de arbeidstijdenregeling zoals die bekend was bij de Arbeidsinspectie uiteraard niet opgewassen.
Ongelijke behandeling
Een klacht die ook telkens terugkeert is de ongelijke behandeling van mannen en vrouwen. In 1985 bijvoorbeeld kregen de vrouwen bij ziekte twee dagen niet uitbetaald; de mannen wel. Ook was er gedoe over de vergoeding voor werkkleding. In de jaren 1988-1989 liep er zelfs een klacht over Ouwehand bij de Commissie Gelijke Behandeling van Mannen en Vrouwen bij de Arbeid, van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Die klacht was ingediend door de Dienstenbond FNV, maar werd niet ontvankelijk verklaard omdat Ouwehand de klacht bij het Loonbureau wist te pareren met het verhaal dat beide seksen ander werk deden en dat ongelijke betaling niet lag aan het man of vrouw zijn, maar uitsluitend aan de functie. De vakbond werd niet gehoord door deze commissie en het archief is helaas tot 2065 slechts beperkt toegankelijk. Problematisch was in ieder geval de ondoorzichtige stukloon-uurloon constructie met onduidelijke loonbriefjes. Er moest iets veranderen.
Oorzaken van de problemen bij Ouwehand
Dat er jarenlang gedoe was, had misschien te maken met het feit dat het niet heel goed ging met de bedrijfstak als geheel en Ouwehand in het bijzonder. In de jaren zestig ging het nog hosanna en nam Ouwehand zelfs het IJmuidense bedrijf Bertus Dekker over. Vanaf midden jaren tachtig leed het bedrijf echter telkens verlies. Als het slecht gaat met een bedrijf is het eerste wat ondernemers bedenken het beknibbelen op de arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden en dat was bij Ouwehand ongetwijfeld ook het geval.
In 1988 was het Katwijkse bedrijf, waar toen ongeveer 350 mensen werkten, flink afgeslankt onder meer door tientallen ontslagen. De oorzaak van de problemen werd door het bedrijf vooral bij de buitenwereld gelegd, zoals vangstbeperkingen en afnemende vraag naar rolmops.
De vakbond dacht daar anders over en weet de problemen meer aan wanbeleid en een zwaar topmanagement met te veel directeuren. Hoe dan ook, de Katwijkse visverwerker had het moeilijk en verhaalde dat op het personeel. Typerend is ook dat Ouwehand wel steeds meer uitzendkrachten van het Leidse uitzendbureau Luba voor zich liet werken. Uitzendkrachten kunnen immers makkelijker worden weggestuurd en vallen onder een andere cao. In 1989 wilde het bedrijf de avondploeg zelfs in haar geheel naar Luba overhevelen, wat tot felle reacties van de vakbonden leidde en de aanleiding was tot de staking van 1990.

Als je de aantekeningen van De Groot leest, is het logisch dat er geregeld ontevredenheid op de werkvloer heerste. Die ontevredenheid kwam aanvankelijk tot uitdrukking in een hoog ziekteverzuim, maar deze individuele aanpak van de problemen leidde niet tot collectieve verbeteringen. Vanaf 1986 klonken dan ook de eerste stemmen om actie te voeren terwijl het ziekteverzuim weer afnam. Alsof de werknemers een andere aanpak voor verbetering van de omstandigheden en voorwaarden kozen. Omdat de bond geen gehoor vond voor de klachten, ook niet bij de Commissie Gelijke Behandeling, was er nog maar één weg open: Actievoeren.
De staking van 1990
Woensdag 21 februari 1990. Nadat kaderlid Dicky Monster, die al twaalf jaar in dienst was van Ouwehand, met de vrouwen had besloten dat er moest worden gestaakt, belde zij de bond. Peter de Groot kwam als een speer naar de kantine waar de visverwerksters zaten. Om vijf uur ’s middags verzamelden de vrouwen zich voor de ingang van de fabriek en na een korte toespraak vertrokken ze in optocht naar de Ontmoetingskerk, waar de staaksters zich als zodanig konden laten inschrijven. Ze droegen spandoeken met daarop leuzen als ‘Hup ouwe knollen, laat niet met je sollen’ en ja, historisch besef was er ook, ‘de vis wordt duur betaald’. FNV’ers De Groot en Martin Spanjers van het hoofdbestuur van de Dienstenbond hielden in die kerk een toespraak waarin ze uitlegden waarvoor men staakte. Een groot vraagstuk was of de dagploeg mee zou gaan doen met de avondploeg. De FNV-leden van de dagploeg, met als woordvoerder Klaas Guijt, waren solidair met de staaksters, maar de CNV-leden niet. Hoe dan ook, de kop was eraf en de staking was een feit.
Belangrijkste eis: cao ook voor de avondploeg

Het belangrijkste punt waarvoor de ongeveer zestig parttime oproepkrachten in actie kwamen was dat ze onder de cao wilden vallen. Dan zouden ze, net als de anderen, bij ziekte gewoon honderd procent krijgen doorbetaald in plaats van de zeventig procent die nu gebruikelijk was. In het Leidsch Dagblad van die eerste dag verklaarde directeur Luuk Ouwehand zelfs dat ze daar gewoon recht op hadden, maar dat het bedrijf ze ‘daarover eerlijk gezegd een beetje onkundig’ had gelaten.
In de kranten was sprake van een spontane staking, maar in werkelijkheid was het natuurlijk gewoon een vakbondsstaking. De lopende onderhandelingen waren mislukt en de Dienstenbond FNV liet het op deze staking aankomen. Vandaar ook dat de bond zich binnen een dag officieel achter de stakers schaarde. Het CNV, de grootste bond bij de Ouwehand bedrijven, deed niet mee. Zoals dat wel vaker ging, wilde deze bond proberen het conflict op te lossen met nog meer onderhandelen of een stap naar de rechter. De CNV’ers stonden namelijk wel achter de eis. Ook besloten de CNV-leden om geen besmet werk te verrichten. Een telefoontje van FNV’er Spanjer naar bestuurder Anbeek van het CNV was hiervoor voldoende. In de woorden van Anbeek: “het is onze actie niet. We steunen de actie niet, maar we zullen de actie ook niet hinderen.” Dat De Groot had gezegd dat het CNV door de FNV de kastanjes uit het vuur liet halen, werd zo duidelijk bevestigd.
Staken in de praktijk: hoe werkt dat

De aantekeningen van De Groot geven een goed beeld van wat er ook bij zo’n tamelijk kleine staking allemaal komt kijken. Contact met de politie, het benaderen van journalisten, regelen van een zaal en overleg met het hoofdbestuur van de vakbond. Maar vooral was het belangrijk de spirit erin te houden. De staaksters werden namelijk onder druk gezet door een leidinggevende. Deze man probeerde de vrouwen bang te maken, maar hij probeerde ook de dagploeg (mensen die in vaste dienst waren) en de avondploeg (vooral oproepkrachten) uit elkaar te drijven. Ouwehand had namelijk gedreigd op de premies van de dagploeg te zullen en moeten korten als de avondploeg haar zin zou krijgen. Mensen uit de dagploeg zouden hierop woedend zijn geworden. Niet op de directie, maar op hun stakende collega’s.
Demonstratieve optochten zijn naast geregelde bijeenkomsten altijd een goed middel om de groepseenheid te bewaren. Op 21 februari gingen de vrouwen dan ook weer de straat op. Nu achter een spandoek waarop stond te lezen ‘Kniertje in opstand’.
Voortdurend overleg met de staaksters en dan vooral met de paar actievelingen, is een belangrijk deel van het bondswerk. In het actiecentrum van de staaksters speelde Dicky Monster een belangrijke rol. Op de stakersbijeenkomst in de Ontmoetingskerk zette zij de grieven nog eens duidelijk op een rij, wat door het Leidsch Dagblad uitgebreid werd geciteerd. Klachten over het uurloon, kledinggeld, de ingewikkelde loonbriefjes, geen betaalde vakantie. ‘Het bedrijf is afhankelijk van ons, al erkent het dat niet. Iedere avond. Zonder ons kunnen ze hun orders niet op tijd afleveren’, tekende de journalist uit haar mond op.

Tijdens de stakersbijeenkomsten was, zoals dat gebruikelijk is bij veel stakingen, muziek aanwezig en er waren ook eigen stakersliedjes die de band moesten versterken. Terwijl De Groot zich vooral bezighield met de contacten naar buiten en het overleg, regelde Martha de Haas de bijeenkomsten. Zij herinnert zich dat de vrouwen heel creatief zelf liedteksten schreven. Ook weet ze te vertellen dat de Turkse staaksters vaak door hun man naar de vergadering werden gebracht, waarna zij zich opmaakten en de hoofddoeken afdeden. Ze waren immers toch met alleen vrouwen onder elkaar. Het was een gezellige, creatieve en strijdbare bedoening, het leek wel een grote familie.
In de media
Het bericht van de staking bereikte ook de burelen van de landelijke media. De Telegraaf als eerste, maar ook de Volkskrant, het Algemeen Dagblad en Trouw, deden verslag van de staking en er was zelfs even sprake van dat Sonja Barend in haar zondagse televisieshow de staking zou behandelen. Dat laatste ging niet door, maar wel werden de staaksters geïnterviewd door de VARA-radio.

Dat Karin Adelmund, de vicevoorzitter van de FNV, de staaksters op 27 februari had toegesproken, haalde vrijwel alle kranten. Wat de actievoerende vrouwen ook moed zal hebben ingesproken waren de vele solidariteitsbetuigingen uit het hele land, waaronder een van de bouwbonden, die op dat moment in een landelijke staking van dertienduizend man verwikkeld waren.
Na een week: het akkoord bereikt
Ondertussen vond ook het contact met het CNV en de directie, vooral in de persoon van Luuk Ouwehand, doorgang; soms per telefoon, soms via de fax. Op woensdag 28 februari kwam er een fax van Ouwehand dat het bedrijf bereid was de cao 1990 ook van toepassing te laten zijn op ‘de oproepkrachten in de avondploeg’. Toen het actiecomité stelde dat het akkoord was om op basis hiervan te gaan praten, leek de zaak beklonken.
Na nog wat gesteggel en een vergadering van zeven uur, kwamen Ouwehand en de Dienstenbonden van FNV en CNV overeen dat de cao 1990 ook voor de werkneemsters van de avondploeg zou gelden. De overwinning was binnen.
Na de staking

De stakende vrouwen hoorden van hun overwinning terwijl ze in spanning het resultaat van de onderhandelingen afwachtten in een zaal van het Katwijkse Jeugdhuis. Ze begroetten hun onderhandelaars Klaas Guijt en Peter de Groot met enthousiasme. Zelfs directeur Adriaan Ouwehand wist de overwinning een positieve draai te geven. Hij zei tevreden te zijn, omdat de totale loonkostenstijging onder de één procent was gebleven. Iedereen blij dus.
Zelfs de dagploeg die eigenlijk niet erg over de staking te spreken was geweest, liet zich van haar beste kant zien door de dames met een ‘welkom thuis Kniertjes’ op 1 maart te begroeten.

Zo’n overwinning hoort natuurlijk te worden gevierd met een feestje en dat zou plaatsvinden op 16 maart. Een domper op de feestvreugde was het trieste bericht dat één van de staaksters, Hacid Kartal, ‘op onverklaarbare wijze’ was overleden. Ze was, naar verluidt, in familiekring vermoord, wat Peter de Groot nu terugziend doet denken aan eerwraak, een woord dat we toen nog nauwelijks kenden. Of haar rol bij de staking hier een rol in speelde, is niet te achterhalen.
De andere staaksters en belanghebbenden zoals hun partners kwamen toch bij elkaar om nog één keer de overwinningsroes te smaken. Er werd gezongen en gespeecht, de Amazing Stroopwafels traden op, er werd polonaise gelopen en bier gedronken terwijl een aantal mensen in het zonnetje werd gezet. Een van hen was uiteraard Dicky Monster die zo vaak als woordvoerster had opgetreden. Ze was een gevierd persoon, maar dat zou snel veranderen. In een interview na de staking liet ze weten dat niet alleen het personeelsbeleid maar ook de producten van Ouwehand beneden peil waren. Voor deze opmerkingen werd ze door het bedrijf bestraft met schorsing en ontslag. Niet alleen Ouwehand was boos, maar ook haar directe collega’s voelden zich in hun eer aangetast. In Katwijk, het besloten bastion zoals velen het kennen, was Dicky vanaf dat moment persona non grata. Ze moest ander werk zoeken en zelfs verhuizen. Ze voelde zich niet alleen miskend door de andere vrouwen, maar ook door de FNV zoals ze in twee brieven schreef, een in april 1990 aan haar ex-collega’s en een aan de bond in 1992.

Dat was een triest einde aan een staking die zo hoopvol beëindigd leek. Met Ouwehand als bedrijf liep het trouwens ook slecht af. Eerst brandde een paar maanden na de staking de fabriek af en hoewel er een nieuw pand kwam en het bedrijf later zelfs het predicaat ‘koninklijk’ kreeg, ging het in 2009 failliet. Het werd overgenomen door concurrent Parlevliet en Van der Plas en bestaat nog steeds, maar wel in vreemde handen.
Een terugblik
Vanuit 2025 terugkijkend op deze staking, vallen een paar zaken op. Het was een staking van alleen vrouwen, maar het ging niet om een specifiek vrouwenbelang. Misschien kun je stellen dat vooral vrouwen dergelijke banen hadden omdat ze zo als huisvrouw in de avonduren wat konden bijverdienen? De hoofdeis ging echter vooral om een goede regeling van het arbeidscontract. Wel bestond er een sfeer in het bedrijf waarbij vrouwen zich niet konden ontwikkelen tot bijvoorbeeld chef. Dat bleek ook heel duidelijk uit het NOS-journaal dat op 1 maart 1990 aandacht aan de staking besteedde. Vrouwen zeiden daar ronduit zich als vrouw miskend te voelen. Of deze sfeer na de staking veranderde, vertelt het verhaal helaas niet.
Dat de CNV-leden onder de mannen en vrouwen van de dagploeg de staking niet steunden en niet meestaakten, maakte het actievoeren ook lastig. Ze verrichtten dan wel geen besmet werk maar het CNV, de grootste bond bij Ouwehand, liet de collega’s wel vallen. Zij vielen natuurlijk zelf wel onder de cao.
Wat ook opviel, is dat de staking schijnbaar spontaan uitbrak, maar feitelijk gewoon was voorbereid door de Dienstenbond FNV. Zonder de bond was er nooit een staking geweest en zeker niet één die een week duurde. De rol van de bondsbestuurder was van groot belang.

De nieuwe leden die tijdens de staking waren geworven, liepen na afloop van de staking net zo hard weer weg als ze gekomen waren. Dat kwam doordat De Groot een ander pakket ging doen en door de plannen om visverwerking bij de Industriebond onder te brengen.
Tenslotte mogen we niet vergeten dat het kaderlid dat zo openlijk voor haar collega’s in de bres sprong, aan het eind van de rit met lege handen stond. Een lot dat kaderleden volgens Peter de Groot wel vaker treft bij stakingen: als de strijd is gestreden worden ze alsnog geslachtofferd en staan op straat.
Sjaak van der Velden,
april 2025
