Het geheugen van de vakbeweging

Belangenbehartiging van christelijke onderwijzers

Van vereniging naar vakbond

In Noordwijkerhout neemt op 31 december 1999 de laatste Algemene Vergadering van de Protestants Christelijke Onderwijsvakorganisatie (PCO) het besluit om te fuseren met de Katholieke Onderwijsorganisatie (KOV). Ze gaan samen verder als Onderwijsbond CNV.

Daarmee komt een eind aan het voortbestaan van de protestantse onderwijsvakorganisaties. In mijn boekenkast staan drie lijvige – in mannenbroeders-taal geschreven – jubileumboeken over de eerste 100 jaar met vakbondsgeschiedenis van protestants-christelijke onderwijsorganisaties, die de basis vormden voor de PCO. De boeken kregen passende titels mee: ‘Van Strijd en Zegen’ (1854-1904), ‘Gedenkboek (1854-1929)’ en ‘Een eeuw van zorg en zegen’ (1854- 1954). Mijn voorgangers hielden van vastleggen en beschrijven. In dit artikel een persoonlijk inkleuring van het ontstaan van de Protestants Christelijke Onderwijsvakorganisatie (PCO).

Mannenbroeders komen bijeen in Utrecht

Vignet van de VCO

Op 14 oktober 1854 komen vijfentwintig onderwijzers samen in het gebouw voor Kunsten en Wetenschappen in Utrecht om de Vereniging voor Christelijke Onderwijzers (VCO) op te richten. Christelijke onderwijzers willen zich gaan organiseren.

In ons land vinden in de eerste helft van de 19e eeuw op veel plaatsen discussies plaats over geloof en geloven. In 1834 is er een afsplitsing binnen de landelijke Nederlandse Hervormde Kerk, de zogenaamde Afscheiding (hieruit ontstaat de Gereformeerde Kerken in Nederland). Veel kerken willen af van de bemoeienis van de overheid over de vraag wie er voorgaat in de kerk en hoe er gepreekt mag worden.
Ook in het onderwijs is er bij velen behoefte aan vrijheid en ruimte voor eigen invulling. In 1806 is onder het regime van koning Lodewijk Napoleon een wet vastgesteld dat alle onderwijs in ons land moet opleiden tot christelijke en maatschappelijke deugden. Er is echter geen ruimte voor scholen met de Bijbel, voor christelijk onderwijs.
Veel christelijke ouders en onderwijzers wensen ruimte voor eigen invulling, voor eigen christelijke scholen waar plaats is voor de Bijbel.

In 1844 wordt, geheel in lijn met deze wens, ook de eerste Christelijke
Opleidingsschool voor Onderwijzers gesticht: de Kweekschool ‘Op den Klokkenberg’ in Nijmegen. In 1848 wordt de Grondwet van Thorbecke door het parlement aanvaard; landelijk is daarmee de vrijheid van onderwijs een feit. Op grond hiervan is er vanaf 1848 in ons land ruimte voor christelijke scholen, maar er wordt geen subsidie gegeven aan christelijk onderwijs. Het christelijk onderwijs moet door de ouders zelf worden betaald. Wat bedoeld is als verbetering, wordt het begin van de schoolstrijd.

De geboorte van de VCO

Hoofdbestuur van de VCO in 1928

De bijeenkomst van de vijfentwintig christelijke onderwijzers in 1854 in Utrecht, de geboorte van de Vereniging van Christelijke onderwijzers (VCO), staat niet los van deze politieke en maatschappelijke ontwikkelingen. Er wordt een voorlopig bestuur gekozen. Een namenlijst van de aanwezigen ontbreekt, omdat er “vrees was voor Liberale of Roomsche Burgemeesters en Schoolopzieners.”
Wie mag lid worden van de vereniging?

De vereniging groeit snel. In de eerste vergadering zijn vijfentwintig leden aanwezig, in 1904 ruim 2000 en in 1929 heeft de Vereniging al 5700 leden. In de vergaderingen van de VCO is in de eerste jaren van haar bestaan, naast belangenbehartiging, ook veel aandacht voor godsdienstvragen en pedagogische en didactische onderwerpen.
De VCO houdt jaarlijks een Algemene Vergadering, ook worden er al snel afdelingen gevormd. Het uitwisselen van ervaringen en kennis delen wordt belangrijk gevonden.
In de vergaderingen wordt ook gesproken over actuele onderwerpen uit die tijd, zoals vaccinatiedwang en leerplicht.

Bijzondere belangenbehartiging van de leden

Vanaf de start heeft de VCO een brede doelstelling. Zo omschrijft artikel 5 van de statuten als specifiek doel: “Behartiging van de belangen van de Christelijke onderwijzer en, zoo nodig, hun nagelaten betrekkingen.” Om dit uit te voeren wordt op 1 mei 1872 in Amsterdam de vereniging ‘Barnabas’ opgericht, als ondersteuningsfonds voor christelijke onderwijzers in Nederland. In 1878 ontstaat de Vereniging ‘Johannes’ tot steun van bejaarde, zieke of hulpbehoevende onderwijzers en onderwijzeressen in Nederland. In 1902 de Vereniging ‘Lucas’, gericht op uitoefening van barmhartigheid en in 1929 de Vereniging ‘Jacobus’, om morele steun te verlenen aan weduwen en kinderen van gestorven leden van de vereniging. De vereniging ‘Lucas’ is blijven bestaan tot 2002. In plaats daarvan is na de fusie van PCO en KOV het Sociaal Fonds van CNV Onderwijs gekomen.

Schoolstrijd

Een meerderheid van de Tweede Kamer vindt het in 1878 nodig dat er strengere eisen worden gesteld aan het onderwijs. Dit geldt voor het openbaar onderwijs en voor christelijke scholen, die grotendeels door de ouders worden bekostigd. Er komt veel verzet onder leiding van Abraham Kuyper, in die tijd een bekende predikant, theoloog en politicus. Dit verzet krijgt vorm in het Volkspetitionnement: 300.000 protestanten en 164.000 rooms-katholieken onderschrijven een verzoek aan koning Willem III om de wet niet te ondertekenen.

Op 3 augustus 1878 worden aan koning Willem III 305.000 handtekeningen van ouders overhandigd. De VCO is een belangrijke partner in de organisatie van het Volkspetitionnement. De koning tekende de wet toch. Ongeveer tien jaar later zijn de politieke verhoudingen veranderd. Er komt een nieuwe minister en een nieuwe wet, waarin staat dat er ook voor het christelijk onderwijs subsidie komt. Deze bijdrage van de overheid dekte slechts 30% van de kosten. In 1920 komt een einde aan de schoolstrijd door een wijziging van de grondwet. In artikel 23 van deze wet wordt voor de komende jaren de vrijheid van onderwijs en de gelijkberechtiging van openbaar en bijzonder onderwijs in ons land geregeld.

Salarisstrijd

Vaandel van de Vereniging VCO

Het gaat in de VCO rond de eeuwwisseling natuurlijk ook om de materiële belangen van het onderwijspersoneel, van de leden. Op de Algemene Vergadering van 1874 wordt het onderwerp ‘salaris’ uitvoerig besproken. Sommige leden – zo luidt het verslag – “waren niet bestand tegen de verlokking van een dubbele jaarwedde, aangeboden door de Openbare school.” De hoogte van het salaris hangt in die tijd af van de plaatselijke schoolbesturen, die soms niet meer kunnen betalen en soms een verhoging niet noodzakelijk vinden.

In een wet van 1889 wordt zowel voor het openbaar als voor het christelijk onderwijs een minimumsalaris vastgesteld voor een onderwijzer of een hoofdonderwijzer.
In 1901 komt minister Kuyper van Binnenlandse Zaken (er bestaat dan nog geen minister van Onderwijs) met een salariswet, waarin voor hoofden van scholen een regeling is opgenomen. Het salaris wordt afhankelijk van de gemeente waarin men werkt. Onrust over de salarissen leidt tot het benoemen van een salariscommissie in de VCO.

Buiten de VCO is er ook onrust bij onderwijzers op christelijke scholen. In 1896 wordt naast de Vereniging voor Christelijke Onderwijzers (VCO) de Unie van Christelijke Onderwijzers (UCO) opgericht. De leden van de UCO zijn van mening, dat de VCO te veel aan de hand loopt van de schoolbesturen en de overheid. Salarisregelingen voor openbare scholen worden vaak niet overgenomen door besturen van christelijke scholen.
Beide organisaties zijn orthodox-protestant, maar ze verschillen in strijdbaarheid. Ze zullen tot 1954 naast elkaar blijven bestaan en bekend worden als ‘De Grote’ en ‘de Unie’. ‘De Grote’ heeft veel meer leden en heeft een lange naam: ‘Vereniging van Christelijke Onderwijzers en Onderwijzeressen in Nederland en Overzeesche Gewesten’.

De VCO en het koninklijk huis

Op deze foto twee leerlingen, drie leden van het hoofdbestuur van de VCO en in het midden bestuurder en bureaudirecteur A. de Jong Ezn. (de grootvader van de auteur)

Het hoofdbestuur van de VCO manifesteert zich rond de eeuwwisseling bij bijzondere gebeurtenissen van de koninklijke familie. Bij het 25-jarig jubileum van koning Willem III in 1874 biedt het hoofdbestuur een massief zilveren inktkoker aan. Koning Willem III bedankt met de woorden: “Liefde voor het Huis van Oranje in te prenten in de harten van de jeugd, is aan uw zorgen toevertrouwd.” In 1926 bij het 25-jarig huwelijk van koningin Wilhelmina en prins Hendrik biedt het hoofdbestuur een zilveren schaal aan.

Op weg naar aansluiting bij het CNV

De periode na de Tweede Wereldoorlog tot 1989 wordt gekenmerkt door een groot aantal fusies van christelijke verenigingen van onderwijspersoneel in de diverse sectoren van het onderwijs. De VCO fuseert in 1954 met de UCO. Vier jaar later meldt de Organisatie voor Onderwijzeressen bij het Christelijk Kleuteronderwijs zich voor aansluiting. Vervolgens organisaties van leerkrachten in het land- en tuinbouwonderwijs. In 1975 vindt een fusie plaats met de christelijke organisaties van leraren in het beroepsonderwijs en het buitengewoon onderwijs, met als gevolg: de oprichting van de Protestants Christelijke Onderwijsvakorganisatie (PCO). Daarbij wordt ook besloten lid te worden van het CNV.
In 1988 en 1989 vindt de fusie plaats met Organisaties van leerkrachten in het Christelijk Opleidingsonderwijs en leraren werkzaam in het AVO/VWO. Wat begon als een kleine christelijke vereniging van onderwijzers en onderwijzeressen in het lager onderwijs, heeft zich ontwikkeld tot een grote christelijke onderwijsvakorganisatie.

 

In 2011 is een inventarisatie gereedgekomen van het complete archief van de PCO en haar rechtsvoorgangers, over de periode 1854 tot 1999. Hieronder drie links naar deze periode:

Vereeniging van Christelijke Onderwijzers en Onderwijzeressen in Nederland en Overzeesche Bezittingen (V.C.O.O.N.)

Protestants-Christelijke Onderwijzersvereniging (P.C.O.V.) en de Protestants Christelijke Bond van Onderwijzend Personeel (PCOB)

Protestants Christelijke Onderwijsorganisaties en haar rechtsvoorgangers.

Jouke Elzinga, medewerker van het PCO-bureau heeft, samen met het Historisch Documentatie Centrum van de VU, hieraan vele uren gewerkt.

 

 

 

Evert W. de Jong
(Van 1978 tot 1999 bestuurder/voorzitter van de PCO)
Gepubliceerd op vakbondshistorie.nl: februari 2025

In maart 2025 publiceren we op deze site een interview met Evert W. de Jong over zijn PCO-tijd.