Het geheugen van de vakbeweging

Anneke van der Feer, Zelfportret, 1931 (Particuliere collectie)

Een onafhankelijke bondgenoot

Anneke van der Feer (1902-1956)

Beeldend kunstenaar Anneke van der Feer is sinds de jaren twintig lid van kunstenaarsvereniging De Onafhankelijken, tijdens de oorlog is ze actief in het verzet. In 1945 is ze een van de oprichters van de Beroepsvereniging van Beeldende Kunstenaars (BBK) en staat ze aan de wieg van de Contraprestatie. Ze is strijdbaar, een onafhankelijke vrouw die pittige persoonlijke keuzes maakt. En ze is een vakbondsvrouw van het eerste uur.
Het IISG, de Boekmanstichting en het Stadsarchief Amsterdam bevatten een bescheiden papieren spoor van haar activiteiten. Voor dit vakbondsverhaal is een deel van haar loopbaan gereconstrueerd door notulen, formulieren, brieven en foto’s naast haar beeldende werk te leggen. Het verhaal speelt zich af in een politiek turbulente tijd waarin kunstenaars en overheid de strijd aanbinden.

Handen uit de mouwen

Gezicht op het Centraal Station vanuit haar atelier, 1926 (Stedelijk Museum)

Halverwege de jaren twintig verhuist Anneke van der Feer van Sneek naar Amsterdam en vindt woon- en werkruimte op de zolderverdieping van Warmoesstraat 10. Ze volgt schilderlessen bij Harmen Meurs, dan al een bekende kunstschilder die deel uitmaakt van een groep politiek actieve kunstenaars. Van der Feer vindt snel aansluiting bij deze kring. Ze wordt lid van De Onafhankelijken en steekt daar de handen uit de mouwen bij het inrichten van de halfjaarlijkse tentoonstellingen in het Stedelijk Museum. Ze stuurt eigen werk in en verkoopt regelmatig schilderijen, tekeningen en grafisch werk. De gemeente Amsterdam koopt tussen 1929 en 1950 vijf werken van haar aan.

Boekman

Overheidsbemoeienis met kunst was van oudsher niet gangbaar in Nederland, maar aan het begin van de twintigste eeuw verandert dat. Uitvoerende en beeldende kunstenaars gaan zich verenigen en vragen een weloverwogen kunstbeleid van de regering en van stadsbesturen. In Amsterdam streven politici – vooral vanuit de sociaaldemocratische hoek – ernaar kunst en samenleving dichter bij elkaar te brengen. Vanuit die gedachte reserveert het stadsbestuur sinds 1922 jaarlijks geld voor de aankoop van hedendaagse kunstwerken om die in de openbare ruimte te tonen. Het Stedelijk Museum is verantwoordelijk voor het beheer van deze ‘buitencollectie’. Beeldhouwers krijgen opdrachten, schilderingen worden aangebracht op binnen- en buitenmuren van gemeentelijke gebouwen. Schilderijen – ook die van Anneke van der Feer – krijgen een plaats in kantoren, scholen en

Opening van De Onafhankelijken op 7 november 1931. Anneke van der Feer, uiterst links, in het midden wethouder Emanuel Boekman (Stadsarchief Amsterdam)

ziekenhuizen. Emanuel Boekman is een uitgesproken voorstander van een actief kunstbeleid. Hij is tussen 1921 en 1940 gemeenteraadslid van de SDAP in Amsterdam en twee keer wethouder van Onderwijs en Kunstzaken. In zijn proefschrift Overheid en kunst in Nederland (1939) ontvouwt hij een programma voor de bevordering van kunst. Hij benadrukt dat de overheid niet mag domineren, maar moet “opwekken wat potentieel bestaat aan sociale en culturele krachten in het volk.”  Zijn ideeën vormen de theoretische onderbouwing van het kunstbeleid dat zich in de loop van de eeuw zal ontwikkelen in de Amsterdamse en nationale cultuurpolitiek.

Hamer en Sikkel

Vrouw aan de werkbank, tekening, 1933 (Museum Helmond), (links)
Vrouw aan de werkbank, illustratie in De Tribune, 1933 (Delpher) (rechts)

Van der Feer leert schilders, filmers en fotografen kennen onder wie Charley Toorop, Mark Kolthoff, Chris Beekman, Nola Hatterman, Ger Gerrits en Joris Ivens. Wat hen verbindt is een afkeer van conventies en een sterke behoefte aan sociale vernieuwing. In hun werk en in hun levenswijze geeft ieder daar op een eigen manier vorm aan. Anneke van der Feer en Joris Ivens zijn geestverwanten en sluiten zich aan bij de communistische beweging. Ze worden geliefden. Aangetrokken door het Russisch experiment reizen zij begin jaren dertig samen naar Moskou. Ivens filmt grote industriële bouwprojecten in de Oeral en in Siberië. Van der Feer wordt lid van de kunstenaarsbond in Moskou en documenteert het dagelijkse mensenwerk, onder andere in de fabriek Hamer en Sikkel. In het voorjaar van 1933 verschijnt onder de titel Helden van den socialistischen arbeid een serie tekeningen van haar in het communistische dagblad De Tribune.

Tegen het fascisme

Ivens en Van der Feer houden intussen vanuit Rusland contact met gelijkgestemden in Nederland, terwijl de internationale politieke situatie hen zorgen baart. Beiden sluiten zich aan bij actiegroepen die protesteren tegen het opkomend fascisme in Europa. Ivens vertrekt naar de Verenigde Staten waar hij contact legt met linkse filmmakers. Na het uitbreken van de burgeroorlog in Spanje maakt hij de film Spanish Earth (1937). Als het steeds moeilijker wordt voor kunstenaars om vrij te werken in de Sovjet-Unie, vertrekt Van der Feer naar Parijs waar ze enige tijd lessen volgt aan de kunstacademie. Ze biedt hulp aan vluchtelingen uit Spanje die op doorreis zijn naar Nederland.

De wegen van Ivens en Van der Feer scheiden zich. Hij verblijft tijdens de oorlog in Amerika, daarna wordt het wereldtoneel zijn werkgebied. Zij keert terug naar Amsterdam en probeert het hoofd boven water te houden met vertalen en artistiek werk. Ze blijven bevriend en steunen elkaar waar mogelijk. Dat is terug te lezen in bewaard gebleven brieven. Op 22 april 1940 schrijft zij aan hem: “Dank voor de centjes, was een reuze verrassing. Nu ben ik de eerste maanden niet zo afhankelijk en hoef me niet te sappel te maken of ik iets aan de gemeente verkoop of niet. Ik heb ingezonden, maar tegenwoordig is het een kans van 1 op 100 ongeveer.” Twee weken later valt het Duitse leger Nederland binnen en wordt haar bestaanszekerheid nog problematischer.

Verzet

Arbeiders aan de lopende band in de Heineken Brouwerij, 1941 (Stadsarchief Amsterdam)

 

Op verzoek van de Commissie voor den aankoop van Teekeningen ten behoeve van den topografische atlas van het Gemeentearchief maakt Van der Feer in 1941 aquarellen van het fabrieksinterieur van de Heineken Brouwerij. Al sinds 1934 geeft deze commissie opdrachten aan beeldend kunstenaars om het stadsbeeld vast te leggen op papier. Tussen 1942 en 1946 worden geen tekeningen aangekocht.
De Nederlandsche Kultuurkamer wordt geïnstalleerd en alle kunstenaars moeten zich daar laten registreren teneinde te mogen blijven werken. Joodse kunstenaars zijn van meet af aan uitgesloten. Met deze maatregel wil het Duitse gezag artistieke uitingen controleren, censureren en inzetten voor eigen propagandadoeleinden. Uiteindelijk is dit beleid erop gericht de cultuur van Nederland om te vormen naar nationaalsocialistisch model.
Anneke van der Feer laat zich niet registreren, ze kiest voor het verzet. Op welke manier zij heeft deelgenomen aan verzetsacties is moeilijk te achterhalen – de werkzaamheden gebeurden immers in het verborgene. Wel is uit overlevering bekend dat zij deelneemt aan besprekingen die omstreeks 1943 in verschillende kunstenaarsgroepen op gang komen. Uit politieke overtuiging en vanuit het verzet tegen de heersende macht discussieert men over het toekomstige kunstbeleid in een vrij Nederland. Er zijn veel uiteenlopende meningen, maar over een ding is men het eens: alle kunstenaars, beeldend en uitvoerend, moeten zich in één vakbond verenigen.

Vakbond voor alle kunstenaars

Op 15 mei 1945 wordt de beroepsvereniging van beeldende kunstenaars, de BBK, opgericht. Anneke van der Feer wordt benoemd tot penningmeester, aldus het eerste jaarverslag. Hier staat ook duidelijk in beschreven dat de BBK onderdeel zal worden van een federatie, waarin beroepsverenigingen van musici, acteurs, dansers, letterkundigen, cineasten, architecten en beeldend kunstenaars samen worden gevoegd.

Catalogus Kunst in het harnas, 1945 (Rijksmuseum); Voorwaarden tot deelname aan “Kunst in Vrijheid”, 1945 (Rijksmuseum); Willy Boers, Affiche Kunst in Vrijheid (Geheugen van Nederland)

Meteen na de bevrijding worden er weer concerten, dansvoorstellingen en exposities georganiseerd. Anneke van der Feer is nauw betrokken bij de inrichting van de tentoonstelling Kunst in het harnas die op 30 juni wordt geopend in het Stedelijk Museum als eerbetoon aan de kunstenaars die vermoord of vervolgd zijn. Kort daarna is de expositie Kunst in Vrijheid te zien in het Rijksmuseum met ruim duizend werken van kunstenaars die hebben geweigerd lid te worden van de Kultuurkamer. Van der Feer neemt deel met een schilderij en vier tekeningen.

In de contra

Er gaat veel tijd overheen maar de Federatie van Kunstenaarsverenigingen wordt uiteindelijk een feit. De stroom notulen zwelt aan en ondanks de meningsverschillen worden serieuze resultaten geboekt. Een door de Federatie lang gekoesterde wens om kunstenaars te betrekken bij landelijk beleid gaat in vervulling als in 1947 de Raad voor de Kunst voorlopig wordt geïnstalleerd. In 1956 wordt dat definitief. De financiële positie van beeldend kunstenaars krijgt in 1949 bovendien een structurele basis door de Contraprestatieregeling, in 1956 omgezet in de Beeldende Kunstenaars Regeling, de BKR. Zo wordt beeldend kunstenaars in ruil voor diensten of kunstwerken een inkomen verschaft.
Van der Feer wordt lid van de Vakgroep Kunstschilders van de BBK. De door haar ingeleverde werken worden beoordeeld door een commissie die zitting houdt in het Stedelijk Museum. Zelf zal ze begin jaren vijftig optreden als lid van een van de beoordelingscommissies en zo het werk van haar vakgenoten beoordelen. Het ministerie van Sociale Zaken koopt tien werken van haar aan, die vervolgens weer bij het Stedelijk in beheer komen. Jarenlang zijn ze te zien in openbare gebouwen, een aantal is overigens uit het zicht verdwenen. De strubbelingen tussen het Rijk en de gemeente over beheer en behoud van de BKR-collectie zijn in talloze brieven en nota´s vastgelegd, maar dat is een verhaal apart.

Omslag voor het tijdschrift Repoeblik Indonesia, 1946 (IISG); Affiche voor Vrouwencongres, 1946 (IISG); Illustratie in Voorwaarts, 1946 (IISG)

Alles voor de kunst

Zelfportret, 1938 (Stedelijk Museum)

De naam van Anneke van der Feer komt voor op presentielijsten van ledenvergaderingen van de BBK en ze steekt haar mening niet onder stoelen of banken. In 1951 richt zij een verzoek aan Burgemeester en Wethouders om de steun aan kunstenaars te verhogen. Zij ondertekent de brief als waarnemend secretaris van het comité van ondersteunde beeldende kunstenaars, dat voor die gelegenheid in het leven is geroepen. Samen met driehonderd kunstenaars neemt ze eind jaren veertig in een manifest stelling tegen “de door de Nederlandse Regering bevolen geweldspleging in Indonesië”. Ze tekent portretten van Indonesische oppositieleden die onder andere worden afgedrukt in het blad Repoeblik Indonesia. Voor de Nederlandse Vrouwenbond maakt ze illustraties en in Voorwaarts zijn haar tekeningen afgedrukt bij reportages over onder andere turfstekers in Drenthe en havenarbeiders in IJmuiden. Behalve het werk in opdracht schildert en tekent ze landschappen en stadsgezichten die te zien zijn in het Stedelijk en in Museum Fodor, dat na de oorlog een platform wordt voor hedendaagse Nederlandse kunst.

Onwankelbaar geloof

Ze blijft haar leven lang onafhankelijk en een bondgenoot, maar er komt op 21 januari 1956 een abrupt einde aan als ze in het Binnengasthuis in Amsterdam aan hartfalen overlijdt. De kunstschilder Chris Beekman beschrijft haar treffend in dagblad De Waarheid: “Elke zucht naar openbaarheid in het officiële was haar volkomen vreemd. Leven en kunst waren voor haar een volstrekte eenheid, beide uitsluitend sociaal gericht. Anneke geloofde onwankelbaar in de komst van een samenleving, waarin de kunst zou opbloeien en de kunstenaars hun gerechte maatschappelijke plaats zouden verkrijgen; hierop was haar kunst naar inhoud en vorm gericht.”
Na haar overlijden neemt de belangstelling voor haar activiteiten en voor haar artistieke werk af. Ze wordt een onbekende kunstenaar. Sinds kort verandert dat. Haar werk komt tevoorschijn uit museumdepots, het Stedelijk Museum toont het zelfportret dat de gemeente in 1945 aankocht, in de vaste presentatie. Dat hangt samen met een toenemende aandacht voor vrouwelijke kunstenaars waardoor haar werk ook vaker te zien is in tijdelijke tentoonstellingen en in publicaties. In de kunsthandel is vraag en aanbod toegenomen. Het Stadsarchief heeft zeven tekeningen van haar in de collectie; twee ervan zijn in 2021 aangekocht.

Gusta Reichwein
November 2024

Bronnen

Anneke van der Feer | Vrouwen van Amsterdam – een ode | Amsterdam Museum

André Stufkens (2023). Anneke van der Feer, helemaal eerlijk zijn. Documentatie over haar leven en werk 1902-1956. Europese Stichting Joris Ivens.

F. van den Burg, J. Kassies (1987). Kunstenaars van Nederland! : om eenheid en zeggenschap : het ontstaan van de Federatie van kunstenaarsverenigingen en de Raad voor de kunst 1942-1950. Boekmanstichting 1987

T. IJdens (1983). Kunst in kader : een geschiedenis van de beroeps- vereniging van beeldende kunstenaars (BBK). Doktoraalscriptie Sociologisch instituut KU Nijmegen.

Chris Beekman, IN MEMORIAM “De Waarheid”. Amsterdam, 23-01-1956, p. 3.