1 mei 2021
De eerste ‘Herman Bode Award’ is een feit!
De ‘dag van de arbeid’: in de ons omringende landen al vele tientallen jaren een soort nationale feestdag, maar in Nederland na de Tweede Wereldoorlog danig in de versukkeling geraakt.
Sinds 2015 brengt de FNV hier verandering in. Tot 2019 gaat dat in de vorm van een landelijke demonstratie en manifestatie, met steeds duizenden deelnemers.
Maar dan komt in 2020 ‘het virus’. Corona maakt een einde aan de meeste grote manifestaties en demonstraties in de open lucht, ook aan de 1-mei demonstratie van de FNV.
De door de FNV georganiseerde één meiviering gaat wel door, maar dan digitaal en met – zo lijkt het – helaas veel minder deelnemers dan in voorgaande jaren.Dit betekent overigens niet dat er op één mei in Nederland helemaal niet is gedemonstreerd. Zo trok in Amsterdam een betoging met een 400-tal mensen, waaronder heel wat vakbondsleden, door de stad.
2021: virtuele 1 mei mét primeur
Bij de FNV zit de virtuele Dag van de Arbeid, de tweede op rij, er voor 2021 weer op. Een goed geregisseerde show[1], met een, ook vakbondshistorisch gezien, opvallende primeur: de uitreiking van de eerste ‘Herman Bode Award’ in de geschiedenis van de vakbeweging.
Gezien de vernoeming naar Herman Bode – markant, strijdbaar én maatschappijkritisch vakbondsmens – kan het haast niet anders dan dat vooral markante, strijdbare én maatschappijkritische initiatieven van hedendaagse vakbondsmensen in aanmerking komen.
En dat klopt redelijk, als we de lijst genomineerden bekijken:
- Gezamenlijke actiedag cao Supermarkten en cao Transport & Logistiek
- Acties cao Metalektro
- Acties cao Grondstoffen, Energie en Omgeving (sector Afval & Milieu)
- Campagne Kwestie van beschaving (over de positie van arbeidsmigranten)
- Campagne #voor14 (voor een hoger minimumloon)
- Gezamenlijke actieweek Zorg & Welzijn (o.a. met de digitale demonstatie #meerdanapplaus)
- Jongerencampagne #nietmijnschuld (voor een ander stelsel van studiefinanciering)
- Actie #wajongerswordenvergeten van de FNV Wajonggroep (sector Uitkeringsgerechtigden)
Helemaal vanzelfsprekend is een dergelijke selectie niet. We leven in de ik-gerichte samenleving van 2021, en dat werkt ook binnen de vakbeweging door – zie de coronateksten op www.fnv.nl .
Maar ‘de race naar beneden’, die veel werknemers aan den lijve ervaren kan alleen met hulp van een wij-gerichte vakbond worden gestopt. En het moet gezegd: de acht genomineerde campagnes weerspiegelen allemaal dit onmisbare ‘samen staan we sterk’ fundament.
‘Voor 14’ zet een hoger minimumuurloon centraal
De campagne die voor mijn gevoel op één mei het meest nadrukkelijk deze visie – niet ik, maar wij – naar voren wist te brengen, haalt ook de Herman Bode Award binnen.
De prijs gaat naar ‘Voor 14’, de strijdbare vakbondsactie voor de verhoging van het minimumuurloon naar 14 euro. Een verhoging waar niet alleen de 2,1 miljoen werkende Nederlanders die nu minder dan die 14 euro verdienen baat bij hebben, maar ook een groot aantal uitkeringsgerechtigden.
De FNV-campagne ‘voor 14’ loopt sinds april 2019, het startsein is gegeven in Rotterdam. De grondgedachte: een leefbaar loon voor iedereen. En dat biedt het huidige minimumloon van rond de 10 euro per uur (bruto) niet echt.
Toch is dat wel de bedoeling. Zo stelt het kabinet in 2016, in de Memorie van Toelichting op een wetswijziging vanwege de per 2017 te verlagen minimumleeftijd voor het recht op minimumloon: “Het wettelijk minimumloon is een maatschappelijk aanvaardbare tegenprestatie voor de verrichte arbeid waarmee men in primaire levensbehoeften kan voorzien.” In vakbondstaal: leefbaar loon.
Vakbondshistorisch rafelrandje rond het minimumloon
Het wettelijk minimumloon bestaat in Nederland sinds februari 1969. Het werd toen vastgesteld op 100 gulden per week voor 25-jarigen en ouder.
Was je jonger, dan gold sinds 1974 het minimumjeugdloon. Dat bedroeg voor een 19-jarige in die tijd 70% van het minimumloon.
Gedurende de crisis van de jaren ’80 is daar stevig het mes in gezet: een 19-jarige minimumloner ontvangt in 1983 nog maar 52,5% van het minimumloon. Bijna 40 jaar later, in 2021, is het niveau voor een 19 jarige voorzichtig omhoog gekrabbeld naar 60% van het wettelijk minimumloon.
Mede door vakbondsacties is de leeftijdsgrens voor het minimumjeugdloon tegenwoordig 20 jaar. Voor werknemers van 21 jaar en ouder geldt sinds juli 2017 het ‘gewone’ minimumloon.
Misschien minder bekend is de niet zo sterke rol van de vakbeweging bij het tot stand komen van de Wet op het Minimumloon in 1968-69.
De vakbondsvertegenwoordigers in de Stichting van de Arbeid voelden zich gepasseerd door het kabinet: werkgevers en werknemers hadden daar net een aantal minimumloonafspraken gemaakt, komt de regering met een wet, inclusief een hoger minimumloon dan de Stichting van de Arbeid zelf voor ogen had. Dat deed het kabinet niet spontaan, maar als gevolg van druk vanuit de Tweede Kamer·. NVV-voorzitter Kloos stelt “dat ‘ook in werknemerskring ‘ een gevoel van onbehagen heerst over het feit, dat de Kamer op onaanvaardbare wijze het beleid van de Stichting frustreert.[2]“ Je kunt het je ruim 50 jaar later amper voorstellen…
Een mogelijke uitholling van de institutionele positie van de leiders van de vakbeweging lijkt in de jaren ’60 mede een rol te spelen bij de terughoudendheid van de vakbeweging vis-à-vis een wettelijk minimumloon. In een kort historisch exposé, dat deel uitmaakt van een SER-advies uit 1965 (dus enkele jaren voor de inwerkingtreding van de Wet op het Minimumloon) ‘inzake een wettelijke regeling van het minimumloon·, valt te lezen: “Uit deze voorbeelden blijkt dat een wettelijke regeling ten aanzien van het minimumloon in het algemeen, tegen de achtergrond van een overigens vrije loonvorming, tot stand is gebracht voor die gevallen waar de invloed van de vakbeweging,
c.q. van het georganiseerde bedrijfsleven, zeer gering is (bijv. de huisindustrie), of waar andere mogelijkheden ontbreken om door middel van het georganiseerde overleg in het bijzonder voor de laagstbeloonden betere regelingen der arbeidsvoorwaarden tot stand te brengen.” [3]
Toch heeft de vakbeweging ook niet slechts defensieve activiteiten op zijn naam staan.
In het licht van de campagne ‘Voor 14’ de moeite van het vermelden waard is bijvoorbeeld de volgende passage uit hetzelfde SER-advies: “In de eerste plaats mag in herinnering worden gebracht dat als uitgangspunt voor het vaststellen van de eerste richtlijn voor de basisuurlonen heeft gediend een in 1945 en 1946 door de Stichting van de Arbeid, op grondslag van ter zake door het Centraal Bureau voorde Statistiek verstrekte gegevens, gemaakte berekening van het minimumbudget voor ongeschoolde werknemers, i.e. voor een gezin met twee kinderen in de grote steden. De term loonvloer was in die tijd zeer gebruikelijk.”[4]
Opvallend is wel dat, juist in een tijd waarin centralisme hoogtij viert, de betogen sterk gericht zijn op maatwerk ter zake van het minimumloon, afhankelijk van beroep, sector, regio.
Toch is al in 1965 duidelijk dat werkgeversorganisaties en vakbonden tegen de invoering van een wettelijk minimumloon zijn: “Op grond van het voorgaande en rekening houdende met de tot dusverre verkregen praktijkervaring met betrekking tot het vaststellen van een minimuminkomen, is
de raad tot de conclusie gekomen dat er op dit moment geen behoefte bestaat aan een wettelijke regeling van het minimumloon.”[5]
Is getekend: Dirk Roemers, in die tijd waarnemend SER-voorzitter, maar ook – tussen 1959 en 1965 – voorzitter van het NVV.
De boosheid van Kloos drie jaar later komt dus niet uit de lucht vallen…
Desalniettemin lijken de vakcentrales al snel een meer passende rol te pakken, en leveren een tweetal kritiekpunten op het wetsontwerp:
- het minimumloon zal door de gekozen systematiek achter blijven bij de stijging van de cao-lonen
- de leeftijdgrens voor het minimumloon moet omlaag, van 25 naar 23 jaar
Toch blijkt dit schijn. De conclusie van de vakcentrales is namelijk: liever geen wet, dan deze wet.[6]
Standbeeld vitale beroepen
Tijdens de één meiviering 2021 van de FNV is ook een standbeeld onthuld voor mensen in vitale beroepen. Het beeld van een werker in de zorgsector symboliseert hun eis om meer waardering en betere arbeidsvoorwaarden.
Zorgpersoneel, maar ook werknemers in bijvoorbeeld de publieke sector, de distributie, de schoonmaak, voedselvoorziening en veiligheid, zijn immers de helden in de coronacrisis.
FNV wil daar op een bijzondere manier aandacht voor vragen. Het mobiele kunstwerk reist na 1 mei door het land.
Lees meer over dit initiatief
Eén mei en de VHV

De eerste mei is in Nederland eigenlijk vanaf het begin een sterk lokale aangelegenheid geweest, naast de vakbeweging vooral ook gedragen door socialistische en communistische politiek.
Op de website van de VHV, ‘Het geheugen van de vakbeweging’, worden er enkele over het voetlicht gebracht, zoals een tweetal artikelen van Johan Frieswijk:
Maar op vakbondshistorie.nl treffen we ook Floor van Gelder als auteur van een beknopte, maar gedegen geschiedenis van de eerste mei: ‘Symbool van strijd voor behoorlijke arbeidsvoorwaarden, werkzekerheid en fatsoenlijk loon.’
Jan Verhagen
mei 2021
[1] Zie voor een terugblik ook https://www.fnv.nl/acties/dag-van-de-arbeid
[2] Idem
[3] https://www.ser.nl/-/media/ser/downloads/adviezen/1965/wettelijke-regeling-minimumloon.pdf , blz.6
[4] Idem blz. 7
[5] Idem blz. 9
[6] Vgl. “De beheerste vakbeweging”, blz. 276