‘Oproeren zijn de temperatuur van de samenleving,’ aldus de historicus Anne Doedens tijdens een bijeenkomst in het Volksbuurtmuseum in Utrecht. Dit museum in de Utrechtse binnenstad is tot en met september gewijd aan oproeren en opstanden. Onder de titel Oproer, kracht van het Volk worden tientallen voorbeelden sinds 1713 toegelicht.
Affiche bij tentoonstelling in Volksbuurtmuseum, Oproep – Kracht van het Volk
Anne Doedens: ‘Een echt oproer komt nooit alleen; er gaat altijd iets aan vooraf.’ Hij heeft zich gespecialiseerd in allerlei oproeren, het ontstaan, de reactie van het gezag en wat voor gevolgen ze hadden en ging speciaal in op de periode 1815 – 1850. Maar was dat niet de tijd van een gezapig en oersaai Nederland, een staat van renteniers en paupers? Die rust was schijn; 450 vormen van opstand en verzet werden in die periode in alle hoeken van Nederland door Doedens en zijn studenten genoteerd. En niet alleen arbeidersverzet integendeel…..
De oorzaak van veel oproer was lang niet altijd economisch van aard. Tussen 1815 – 1850 kende Nederland nauwelijks hongeroproeren maar wel verzet tegen de gehate conscriptie (de verplichte indiensttreding bij de schutterij) en tegen centraal geheven belastingen. Vaak speelden ook religieuze motieven een rol op de achtergrond, bijvoorbeeld in Twente waar katholieke jongemannen vanwege de Belgische Afscheiding naar Brabant moesten om er te vechten tegen hun geloofsgenoten. Als gevolg vonden in Tubbergen, Raalte, Almelo, Ootmarsum en Hardenberg schuttersoproeren plaats. In Oldenzaal ontstond zelf even een onafhankelijke Republiek. De bevolking de nieuwe maatregelen als een vorm van despotisme en een aanslag op hun vrijheid terwijl men met het vertrek van de Fransen en de komst van Willem I nu juist gehoopt had op meer vrijheid. Maar de kurassiers van Willem I grepen al net zo hardhandig in als de Fransen tijdens de bezetting. Doedens geeft aan dat hier geen sprake is van de bekende botsingen tussen de proletariërs en hun onderdrukkers zoals die bijvoorbeeld in de Gentse katoendrukkerijen voorkwamen. Het was veel meer een verzet tegen de groeiende macht van het centrale gezag en hun bemoeizucht. Nederland was nog slechts in naam een nationale staat en de bevolking voelde zich vooral bewoner van Twente, het Land van Maas en Waals of Zeeuwsch-Vlaanderen.
Onrust en oproer waren ook vaste patronen bij de aanleg van een groot aantal infrastructurele werken zoals kanalen, bruggen en spoorlijnen. Met honderd procent handkracht moest bijvoorbeeld het NoordHollandse Kanaal worden aangelegd. Daarvoor waren arbeiders uit de buitengewesten nodig, de zogeheten ‘polderjongens’ . Zij verplaatsten miljoenen tonnen grond, bouwden twee sluizen en bruggen om het 80 kilometer lange Groot NoordHollands Kanaal te realiseren. Het leidde tot een invasie van vrijgevochten arbeiders met eigen gewoonten in vaak kleine en streng godsdienstige gemeenschappen. De bevolking vreesde de polderjongens omdat ze God noch gebod kenden. Tegelijkertijd werden de poldergasten uitgebuit, ze kregen geen kredieten en moesten vaak hoge prijzen betalen voor hun dagelijks voedsel. Vooral op zaterdag en zondag kwam daar een flinke slok jenever bij met als gevolg handgemeen met de bevolking en verstoring van de openbare orde. Lang voordat er sprake was van een georganiseerde arbeidersbeweging, aldus Doedens kwamen al groepen van soms van 1000 man de straat op. In Renswoude deden zich bij de aanleg van de Rhijnspoorweg rellen voor vanwege loonproblemen en op 14 juni 1843 legden 300 mannen het werk neer; ze trokken het dorp in voorafgegaan met een rode vlag.
De tentoonstelling (van juni tot en met september 2013) toont het ‘mechanisme’ van het fenomeen oproer aan de hand van tientallen voorbeelden van oproeren die sinds 1713 plaatsvonden Op donderdag 12 september (19.30 – 22 uur) komt schrijver Rudolf Dekker naar het Volksbuurtmuseum om te vertellen over ‘Holland in beroering, oproeren in de 17de en 18de eeuw’. De lezing is gratis toegankelijk (inclusief gratis koffie en thee). Het adres van Volksbuurtmuseum is Waterstraat 27 – 29, 3511 BW Utrecht.
Kees van Kortenhof
Juli 2013