Protestants christelijk schoolverzet in Tweede Wereldoorlog
‘School sluiten als bezetter onderwijsbestuur vervangt’
Bij het protestants christelijk schoolverzet tijdens de Duitse bezetting gaat het om het behoud van de vrijheid van onderwijs en het tegengaan van de nazificatie van het onderwijs.
In het standaardwerk ‘Het Schoolverzet 1940 -1945’ stelt dr. J. de Pater, dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen “dit verzet en het gedachtengoed van de onafhankelijkheidsstrijd tegen Spanje in de 80-jarige oorlog en de Schoolstrijd eind 18e eeuw”. De bestuurders van de Vereniging voor Christelijke Onderwijzers en Onderwijzeressen VCO (1854) zijn direct betrokken bij dit schoolverzet. Dit zijn de rechtsvoorganger van de PCO en de Onderwijsbond CNV. In dit artikel ga ik in op de rol, die de VCO speelde in de Tweede Wereldoorlog.
Schoolverzet

Belangrijke bron van informatie over het schoolverzet tijdens de Duitse bezetting is het bijna 500 pagina’s tellend boek van De Pater. Hij overlegt met Lou de Jong, de directeur van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie. Ze besluiten onderzoek te doen bij het ministerie van Onderwijs en daarbij ook het archief van de VCO te betrekken.
Dit boek bevat gedetailleerde gegevens over het schoolverzet onder meer op basis van enquêtes, die de onderwijsorganisaties hielden. Dit geldt ook voor het grote aantal conflicten. Ook het archief van de Vereniging van Christelijk Onderwijs over de oorlogsperiode geeft veel informatie. Het jubileumboek van de VCO ‘Een eeuw van zorg en zegen, 1854-1954’ bevat een apart hoofdstuk over ‘De bezettingstijd en het verzet’.
De VCO

Het jaarverslag van 1941 van de Vereniging van Christelijke Onderwijzers en Onderwijzeressen in Nederland en de Overzeese Gewesten geeft een indruk over het functioneren van de VCO. Deze onderwijsorganisatie noemt men vanwege de lange naam en het aantal leden ook wel ‘de Grote’.
Het aantal leden in het tweede oorlogsjaar is 7870. De Vereniging kent maar liefst 87 plaatselijke afdelingen met een eigen bestuur. Er geldt een verplichting om een jaarverslag in te leveren bij het hoofdbestuur. Er is een landelijk bureau van de vereniging in Den Haag.
Van het Correspondentieblad, het blad van de vereniging, worden wekelijks ruim 8000 exemplaren verzonden aan leden. Zusterorganisaties en de christelijke opleidingsscholen voor onderwijspersoneel ontvangen dit ook. De jaarvergadering van de VCO in Arnhem vormt een hoogtepunt in het verenigingsleven. Van de 87 afdelingen zijn er 80 vertegenwoordigd. Gesproken wordt onder andere over federatie en fusie met andere organisaties; ook pensioenen en wachtgeldproblematiek staan op de agenda. Er wordt verslag gedaan van het overleg in de Schoolraad voor Christelijk onderwijs, waarin de organisaties van schoolbesturen en ouders zijn vertegenwoordigd. Het dagelijks bestuur van de Schoolraad bestaat uit de voorzitters van de christelijke organisaties van schoolbesturen met de voorzitter van het hoofdbestuur van de VCO.

Het jaarverslag eindigt met een oproep van de voorzitter van de VCO, de heer Piet van Andel, aan de leden:
“Maak de Christelijke school sterk. Collega’s, sterkt Uw eigen positie en die van onze scholen. Door geregeld contact met Uw bestuur. Wijst erop, dat dit door de Schoolraad wordt gewenst. Bespreek vooral ook de laatste circulaire aan de besturen en de consequenties daarvan.”
Hoe het verzet begint
Na het dramatische bombardement op Rotterdam op 14 mei 1940 capituleert de Nederlandse regering. Ons land is kortom bezet. Er begint een periode van Duitse onderdrukking en vrijheidsbeperking. De macht in ons land komt in handen van een vertrouweling van Hitler, dr. Seyss-Inquart. De minister van Onderwijs, Jan van Dam, gaat onder zijn bewind aan de slag. Van Dam toont duidelijk sympathieën voor het gedachtengoed van de NSB.
In juni 1940 ontwikkelt het ministerie plannen om een eind te maken aan de vele onderwijsorganisaties en te komen tot een Staatsschool. Het nieuwe bewind probeert enerzijds ruimte te laten voor het eigene van het Nederlandse onderwijs, anderzijds is het duidelijk dat er een nieuwe gure wind gaat waaien.
De schoolboeken moeten worden gezuiverd, Joodse leerkrachten moeten worden ontslagen. Inzet is om overleg te blijven voeren tussen de minister en de onderwijsorganisaties over arbeidsvoorwaarden. Daarbij komt het bestuur regelmatig voor nieuwe vragen. Op welke manier kunnen we contact houden met de leden van de vereniging? Kunnen we blijven samenwerken met de nieuwe minister van Onderwijs?
Het Hoofdbestuur van de VCO besluit oud-minister van Onderwijs, Jan Terpstra, te vragen hoe zij moet handelen. De bezetter doet immers een greep naar de macht in het onderwijs.
Benoemingsverordening
In juni 1940 komen er direct al problemen. De pers komt onder toezicht. Voor het houden van de vergaderingen van het hoofdbestuur van de VCO en voor afdelingsvergaderingen met kaderleden is toestemming van de politie nodig. Het is niet eenvoudig om als bestuur informatie door te geven aan de leden. Ieder HB-lid speelt berichten door aan de afdelingen van de vereniging.
Vaak zijn er leden van de politieke recherche bij de afdelingsvergaderingen aanwezig. Ook worden regelmatig vergadering verboden. Het ministerie wil ook invloed op benoemingen. Uit een verordening blijkt dat bij een benoeming in een vacature een drietal kandidaten moet worden voorgelegd. Uit deze drie wijst de secretaris-generaal van het ministerie de te benoemen onderwijzer aan.
Dit betekent naar het oordeel van het bestuur van de VCO een grove aantasting van de benoemingsvrijheid van schoolbesturen. Zij willen hun autonomie behouden. De minister dreigt – als reactie hierop – met schorsing of vervanging van schoolbesturen, die niet willen meewerken aan de benoemingsverordening. De Besturenorganisaties in het Protestants Christelijk onderwijs besluiten echter individuele schoolbesturen te adviseren, zich niet te houden aan de benoemingsverordeningen. De besturen van katholieke scholen twijfelen en accepteren het besluit van de minister. Het Hoofdbestuur van de VCO blijft zich verzetten. Zij geeft de leden het advies om, als het eigen bestuur wordt vervangen of uitgeschakeld, het schoolbestuur te vragen de school te sluiten. Maar ook personeel te ontslaan en direct wachtgeld aan te vragen. De tegenstand en het verzet groeit. De VCO steunt dit verzet.
De minister wil zijn invloed op het onderwijs verder vergroten door een fusie te eisen van de weekbladen van de onderwijsorganisaties. Deze eis wordt door het bestuur van de VCO en de andere verenigingen afgewezen. De minister komt daarop met het besluit per 1 januari 1942 zelf een blad te gaan uitgeven, waarin alle vacatures in het onderwijs moeten worden gemeld.

Er dreigt een verschijningsverbod van het Correspondentieblad, het al jaren vertrouwde verenigingsblad van de VCO. Het hoofdbestuur stuurt een bericht aan de leden. De boodschap is dat het verenigingswerk en het bureauwerk gewoon doorgaan. Het Mededelingenblad voor de leden is, zo blijkt uit het archief van de VCO, tot het eind van de oorlog blijven bestaan.
Verhoudingen op scherp

In het voorjaar van 1942 komen de verhoudingen op scherp te staan. Het ministerie constateert dat van de 2000 schoolbesturen 1500 zich niet houden aan de benoemingsverordening. Voor de minister is duidelijk, dat er sprake is van georganiseerd verzet. Hij besluit dat de leden van het dagelijks bestuur van de Schoolraad, waaronder de voorzitter van de VCO, Piet van Aalten, gevangen moeten worden genomen.
Ze worden eerst opgesloten in een cel in de gevangenis aan de Pompstationsweg in Scheveningen. Vervolgens gaat Van Aalten op transport naar kamp Amersfoort. Voor de direct-betrokkenen een dramatische – maar niet onverwachte – gebeurtenis. De Schoolraad wordt officieel opgeheven, maar het werk blijft doorgaan. In het geheim wordt een nieuw groep van deskundigen in het leven geroepen om advies te geven aan de besturen en personeel van de christelijke scholen. Deze groep krijgt de naam TOP en bestaat uit drie personen: de jurist André Donner, Jan Drop en de vroegere administrateur van de Schoolraad, Evert de Jong Azn (vader van de auteur).
Na zijn vrijlating neemt Piet van Aalten deel aan de TOP. Na elke vergadering geeft de TOP mededelingen door aan de directeur van het bureau van de VCO. Deze stencilt ze en geeft ze door aan de leden van het hoofdbestuur, die ze gebruiken op rayonvergaderingen met kaderleden en het bij het bezoeken van afdelingen.
Concluderend: het verzet is dus niet gebroken, de strijdbaarheid neemt toe. Dit blijkt uit het slot van een indrukwekkend verslag over de gevangenschap van de VCO-voorzitter, Piet van Aalten. Hij stelt zichzelf de vraag of het verzet tegen de benoemingsverordening wel de moeite waard was om de straf te ondergaan.
Er volgt een volmondig bevestigend antwoord: “Het heeft ons altijd gesterkt als een nieuwe gevangene binnenkwam met de boodschap: de Christelijke school houdt zich goed, stoort zich niet aan de verordening. In de branding van de tijd heeft de Bijzondere school getoond, dat hecht samenwerken ja samenleven, van personeel en bestuur haar onverwinbaar maakt.”
Evert W. de Jong
Van 1978-1999 bestuurder/voorzitter van de PCO.
April 2025
Bronnen:
- Het Schoolverzet 1940 -1945, Dr. J.C.H. de Pater. ’s-Gravenhage, 1969
- Inventarisatie van het archief van de Protestants Christelijke Onderwijsvakorganisatie en haar rechtsvoorgangers, 1854- 1999, Uitgave CNV Onderwijs Utrecht, J. Elsinga, 2011.
- Een eeuw van zorg en zegen, 1854- 1954, Gedenkboek VCO, Ten Brink Meppel.
