Het geheugen van de vakbeweging

Het Vrije Volk van 18 september 1980


Herinneringen van Kees Marges – 15 (1)

Diep snijden in eigen vlees (eerste deel)

Op zaterdag 22 september 1979 stapte de Federatieve Havenvereniging (FHV) uit het actiecomité en schorste zijn voorman Jim Stavinga. Daarna riep het resterende deel van het actiecomité de havenwerkers op de wilde stukgoedstaking te beëindigen, omdat het verloop van de actie te groot was geworden. Een teleurstelling voor velen in het stukgoed. Niemand kon toen vermoeden dat die staking, na een evaluatie door de Vervoersfederatie FNV, uiteindelijk tot een interne strijd over beleid en bemensing van de bond zou leiden. Die strijd leverde een aantal forse personele veranderingen op binnen de Vervoersfederatie FNV, later Vervoersbond FNV.

Evaluatie staking

Het bestuur van de Vervoersfederatie kondigde kort na het beëindigen van de wilde stukgoedstaking een evaluatie aan. Later zou blijken dat die evaluatie niet gebruikt zou gaan worden om de oorzaak en aanleiding van de wilde staking vast te stellen, maar om schuldigen van het ontstaan van die wilde staking aan te wijzen. Bij de vakbond, wel te verstaan. Wie moesten de zondebokken worden? En welke reden moest daarbij gevonden worden? De publiciteitsmedewerker vond er een duidelijke slogan bij: diep snijden in eigen vlees.

Via een persbericht werd die aandachttrekkende aankondiging in het hele land verspreid. Die formulering onthulde al vóór de publicatie van de evaluatie de echte bedoeling ervan: het aanwijzen van een schuldige of meerdere schuldigen van de wilde staking. Voor de buitenwereld kon het bestuur door de provocerende aankondiging diep in eigen vlees te snijden ook niet meer terug, er moesten koppen rollen. Het Federatiebestuur gebruikte die slogan ook om duidelijk te maken dat het niet bang was om hard in te grijpen in de werkorganisatie. Een vorm van stoer doen: kijk ons eens, wij durven.

Evaluatie om schuldigen aan te wijzen

Ik was verbaasd, dat het Federatiebestuur de evaluatie van de wilde staking niet wilde gebruiken om na te gaan waarom en hoe de staking had kunnen uitbreken. Zo’n onderzoek zou handig zijn als opstapje naar de ontwikkeling van een beleid waarmee fouten hersteld en voorkomen konden gaan worden. Later bedachten de vleessnijders dat een gebrek aan ‘breed vakbondsbeleid’ het mes zou moeten zijn om te snijden. Dat klonk naar de buitenwereld goed. Ook, dat de beoogde slachtoffers van dat snijden geen breed vakbondsbeleid wilden maar alleen een poen-beleid, gericht op loonsverhogingen. Dat klonk slecht, maar zou in dit kader een rechtvaardiging moeten zijn om schuldigen aan te wijzen. Maar dat bleek onzin te zijn.

Nog onbekend met de uitkomst van het snijden, was ik benieuwd wie de pijn van het in eigen vlees snijden echt zouden gaan voelen. Zou die pijn gevoeld gaan worden op het hoofdkantoor in Utrecht of op het districtskantoor in Rotterdam? Via het geruchtencircuit zouden de beoogde slachtoffers van de snijpartij heel snel bekend worden.

Namen van ‘schuldigen’ zoemden al rond vóór publicatie

Ger Ros

Kaderleden en bestuurders deden uiteraard ook mee aan de evaluatie. Velen konden hun mening geven en het werd een lijvig rapport. Maar ruim voor het rapport klaar was en beschikbaar was om te lezen door betrokkenen, zoemden er al berichten door de werkorganisatie en bij kaderleden: het vlees van Rotterdamse havenbestuurders zou volgens het rapport het vlees zijn, waar diep in gesneden moest gaan worden. En er werden ook namen genoemd: Ger Ros, Nico Sannes en Kees Marges. Mijn twee collega’s en ik wisten nog van niets. Niemand van het Bondsbestuur had ons geïnformeerd. Volgens het bestuur zou uit het lijvige rapport van de evaluatie van de wilde havenstaking de noodzaak blijken, om deze drie bestuurders te verwijderen uit de bond. Er zou in het rapport ook staan wie er schuldig waren en waarom.

Het onderzoek werd gedaan en geschreven door ingehuurde outsiders, onafhankelijk, maar met kennis van de vakbeweging. Ze voerden gesprekken met veel kaderleden en bestuurders. Het rapport zou formeel gepresenteerd worden op 16 september 1980, op 6 dagen na een jaar na het einde van de staking. Tijdens de evaluatie werd er door alle havenbestuurders in dat jaar bergen werk verzet, want het echte vakbondswerk kon niet wachten. Vooral niet vanwege het onvermijdelijke verlies van talloze arbeidsplaatsen in het stukgoed als gevolg van de zich sinds 1960 snel ontwikkelende containerisatie. Het stukgoed zou daardoor een sterfhuis dreigen te worden, met grote sociale gevolgen.

Evaluatierapport

Nico Sannes

Het gepresenteerde rapport verbaasde mij ondanks alle geruchten toch nog. Het stelde me vooral teleur, omdat een kans op een aanzet voor een beter beleid was gemist. Dat gevoel hadden alle collega’s in Rotterdam. Schuldigen aanwijzen, en vooral niet in eigen kring van het Federatiebestuur, was voor het bestuur blijkbaar makkelijker en belangrijker dan antwoorden vinden op vragen ‘Waarom die staking?’, ‘Waarom hebben we als bond niet gereageerd op die technologische vernieuwing?’ en ‘Wat kunnen we er beleidsmatig van leren?’ En zo nodig: ‘Moeten we daar de personele bezetting voor wijzigen?’.

Maar dat waren vooral vragen die de leiding van de bond had moeten beantwoorden. Dat had te maken met het totale bondsbeleid. Als dat toen erkend zou zijn, hadden we met zijn allen daarvan kunnen leren en aan die brede vakbond kunnen gaan werken, waarover al verhalen rondgingen maar waarvan niemand wist wat dat precies inhield. Mijn collega’s en ik zouden dan niet aangedrongen hebben op het ontslag van bijvoorbeeld drie topbestuurders, omdat zij geen leiding hadden gegeven aan een modernisering van de vervoersvakbeweging.

Ik veronderstelde, en veronderstel dat nog steeds omdat ik geen andere reden kan bedenken, dat het een poging was zelf buiten schot te blijven. En voorgangers van het zittende bestuur de hand boven het hoofd te houden. Roddel over de verhoudingen binnen het bezoldigden team werd graag als feit misbruikt. Later zou één van de onderzoekers en schrijvers van het rapport zijn commentaar geven op de beweringen over wat er allemaal in het rapport zou staan over de schuldigen van de wilde stukgoedstaking. Daarover straks meer.

Veroordeeld zonder gehoord te zijn

Kees Marges

Omdat wij zelf niet door het Federatiebestuur van hun opvatting op de hoogte waren gesteld, hadden wij ook geen flauw idee wat volgens het Federatiebestuur onze toekomst bij de bond zou zijn. Als die toekomst er al was, want volgens alle geruchten leek die er niet te zijn. De gelegenheid voor een weerwoord ons te verdedigen is ons ook nooit gegeven vóór het bestuur conclusies van de evaluatie bekend maakte. Tot op het aller-, allerlaatste moment. Tijdens een besloten vergadering van de Federatieraad, op 7 november 1980, waarop het finale besluit had moeten vallen ons tenminste uit de bedrijfsgroep havens te verwijderen.  Toen mochten we onverwachts heel even het woord voeren.

Interessant en misschien veelzeggend was, dat bestudering van het rapport aantoonde dat daarin helemaal niet met zoveel woorden drie bestuurders in Rotterdam de schuld kregen van de wilde staking. Dat was blijkbaar een mondelinge en persoonlijke toevoeging van (een deel van) het Federatiebestuur.

Steun kaderleden

Uiteraard hoorden ook kaderleden uit de havens van het plan van het Federatiebestuur. Zij steunden ons onmiddellijk. Op de dag na de presentatie kwam een groep topkaderleden uit het stukgoed- en de containersectoren in de haven al bij elkaar: Ab van Ispelen, Lou Pothoven, Frans Oosterbaan, Joop Verroen, Piet Dokman, Jan Minnaar en Frans Dijkman. Op 17 september 1980 spraken zij zich onomwonden uit tegen het ontslag van de ‘spijkerpakkies’, een soort geuzennaam waarmee we door de media al eerder waren vereerd. Het Vrije Volk rapporteerde de dag erna uitvoerig over die bijeenkomst. De kaderleden hadden hun teleurstelling uitgesproken over het evaluatierapport. Ze hadden daar zelf aan meegedaan, maar konden zich niet vinden in de conclusies waarmee het Federatiebestuur een dag eerder was gekomen. Ik nam pas kennis van de interventie van kaderleden, toen ik het bericht – met genoegen, dat wel – in de krant las. (foto boven)

Verkeerde bestuurders aangewezen als schuldigen

Deze kaderleden (zie bijgevoegde foto), die ook spraken namens niet aanwezige kaderleden uit andere sectoren waar ze contact mee hadden gehad, vonden juist dat de drie met ontslag bedreigde bestuurders wél goede bestuurders waren en zeker zouden moeten blijven. Zij hadden er op gerekend dat andere bestuurders, vooral op een hoger niveau binnen de bond, verantwoordelijk zouden worden gesteld voor het kunnen ontstaan van de wilde staking. “Als een werkgever zou handelen zoals de Vervoersbond nu met zijn eigen mensen doet, dan zou de vakbeweging scherp protest aantekenen. Maar zelf mag de bond dat wel doen en dat allemaal zonder raadpleging van de achterban”. Er was wel een uitvoerige evaluatie geweest van de staking, maar er was geen overleg geweest met kaderleden (noch met betrokken bestuurders) over de conclusies van de evaluatie, die het bestuur zélf had getrokken.

Invloed stellingname kaderleden

Ik denk dat deze uitspraken van de kaderleden van groot belang zijn geweest op de verdere procedure. Het was een schot voor de boeg, maar helaas begreep een deel van het bestuur dit niet en wilde ons ontslag er door drukken. Twee dagen later zei Piet van Keulen tegen het Centraal Bedrijfsgroepsbestuur, dat de drie Rotterdammers níet zouden worden ontslagen. Hij zei echter niets over overplaatsingen. Een duidelijke poging om een beginnend brandje te blussen. Blijkbaar was er toen al verdeeldheid in het Federatiebestuur.

Onnodig drama en onnodige schade

Als de opdracht niet op personen zou zijn gericht geweest en als het bestuur het resultaat niet zo misbruikt had, maar op gevoerd en te voeren beleid ingegaan was door antwoorden te zoeken op vragen zoals: “wat, wanneer en waarom ging het fout en welk beleid moeten we wel voeren?”, had alle ellende met zich ziek meldende collega’s, die vervolgens ontslag namen, voorkomen kunnen worden. Dan had ook Jan Schroër niet zijn ontslag hoeven te nemen en had hij kunnen meemaken dat zijn vurige wens, de Vervoersvakbeweging te moderniseren, juist in de haven al op weg was. Want over die wens, waren wij het met hem eens.

Meer poen van Bolnes tot Hoek van Holland

Ook de spijkerpakkies en collega-bestuurders vonden dat een beleid alleen gericht op goede cao’s met hoge lonen: ‘meer poen van Bolnes tot de Hoek’, volgens het actiecomité, op den duur niet houdbaar was en moest worden verbreed, niet vervangen. Het beleid moest breder en zich zeker ook richten op werkgelegenheid en de gevolgen van nieuwe technologieën. Maar het streven naar verbetering van inkomens en het verkleinen van het gat tussen de inkomens van de grootverdieners en werknemers moest daar niet het slachtoffer van worden. Een goede cao is de basis voor het vertrouwen dat werknemers hebben in hun bond en de bestuurders die namens hen onderhandelen. Dat vertrouwen – en dus die goede cao – heb je ook nodig om op het bredere terrein succes te kunnen boeken.

Cao-onderhandelingen

Bovendien zijn cao-onderhandelingen misschien wel het enige moment waarop je voldoende druk op werkgevers kunt uitoefenen om een bevredigend resultaat voor werknemers binnen te halen. Zeker in de haven. Vandaar de gewoonte, bij veel bonden, om veel zaken bij cao te willen regelen. Waar werkgevers vaak moeite mee hebben, omdat zij vinden dat er veel te veel in cao’s is geregeld.

Weinig andere zaken dan de arbeidsvoorwaarden en met name het loon, motiveren werknemers zodanig dat ze er een staking voor over hebben om een aanvaardbaar resultaat binnen te halen. Alleen werkgelegenheid, en vooral aantasting van bestaande werkgelegenheid (een middel om inkomen te verkrijgen!) motiveert werknemers ook om daarvoor werkgevers met acties en stakingen onder druk te zetten. De uitdrukking ‘meer poen van Bolnes tot de Hoek’ zoals dikwijls door het havenactiecomité werd gebruikt en niet door vakbondsbestuurders, weerspiegelt op eenvoudige manier het denken in vooral termen van lonen en andere inkomsten.

Veranderingen vereisen scholing en vorming

Als er al aanleiding was de benadering van het vakbondswerk aan te passen, breder te maken dus, zou dat een verandering van het bewustzijn van leden en kaderleden en ook van bestuurders vergen. Dat gaat niet vanzelf, ook bij bestuurders niet. Verandering van het bewustzijn over wat belangrijk is voor werknemers, kun je niet opleggen of afdwingen. Die veranderingen vergen van de leiding van de bond het aanvoelen van het juiste moment voor een eerste discussie over die verandering, met bestuurders èn kaderleden. Het vergt ook een duidelijke visie van de vakbondsleiding op wat een brede vakbeweging is en waarom die nodig is. Aan vage kretologie heb je niets als je iets wilt veranderen. Het ontwikkelen en uitvoeren van een gericht scholings- en vormingsprogramma om bij zowel bestuurders als kaderleden dat bewustzijn te veranderen, is een absolute noodzaak.

Het belang van inkomen en een goede cao

Meer aandacht, tijd en geld, voor het verbreden van het werkterrein van de vakbond gaat ten koste van aandacht, tijd en geld voor cao-onderhandelingen bij gelijkblijvende uitgaven. Dat wil zeggen, bij gelijk blijven van het aantal bestuurders. Daarom zal dat op weerstand stuiten bij de achterban. Want hun inkomen is hun primaire belang. Dat inkomen gebruiken werknemers om een dak boven hun hoofd en dat van hun gezin te kopen of te huren, om voedsel en kleding mee te kopen. En om een goede opleiding van hun kinderen mee te kunnen financieren. En er is geld nodig om bij te kunnen dragen aan collectieve uitgaven, voor gezondheidszorg en andere collectieve sociale voorzieningen. Dus het inkomen, inclusief in geld uitdrukbare arbeidsvoorwaarden, die veelal bepaald worden in een cao, is van fundamenteel belang voor werknemers.

Weerstanden overwinnen

Daarom moeten er weerstanden overwonnen worden om het idee van de brede vakbeweging aanvaard te krijgen. Dat kost geld, want je hebt er extra bestuurders en scholingsdeskundigen voor nodig. Hadden we dat geld daarvoor toen beschikbaar? Ik heb in die tijd nooit iets van een planmatige aanpak gezien voor het aanvaard krijgen van de brede vakbeweging, wat daar dan ook onder verstaan werd. Jammer dat het bestuur geen pleidooi hield voor een scholings- en hervormingsplan voor de hele federatie, maar op jacht ging naar in hun ogen falende bestuurders. Dat nog nauwelijks gestarte hervormingsproces werd juist geschaad door alle onnodige tumult en vertrek van collega’s. Daardoor kwamen bovendien medewerkers en medewerksters van ondersteunende afdelingen van de bond, die geen enkele verantwoordelijkheid voor beleid en uitvoering ervan droegen, onder druk te staan. De havenwerkgevers stonden op afstand hard te lachen.

Ik heb de neiging nu om over te stappen op het heden. Maar dit gaat over het verleden. Niet over milieu, energietransitie en duurzame energie. Of over het noodzakelijke onderhoud van de rechtsstaat, inclusief het beginsel dat iedereen gelijk is voor de wet, ongeacht kleur en ras, gender en seksuele geaardheid of religieuze opvatting. Dat hoort ook allemaal bij de belangen van werknemers en dus de brede vakbeweging. Zonder rechtsstaat geen vakbeweging. Ik kom er op terug als ik iets over scholing en vorming zeg waar ik mee bezig was bij zowel de Vervoersbond als de ITF.

Mijn verhaal over de evaluatie en de spijkerpakkies is natuurlijk nog niet klaar. In deel 2 van deze herinneringen aan een donkere periode binnen de bond, hoe het uiteindelijk allemaal afliep.

Kees Marges

Juli 2021


Dit is het eerste deel van het vijftiende verhaal in de serie Herinneringen van Kees Marges.
Het tweede deel kunt u hier lezen…
Klik hier voor de andere verhalen.